1 |
Ene, mijn God zijt gij, u zal ik verheffen, uw naam loven, want gij hebt wonderlijks gedaan,- raadsbesluiten van verre in waarheid en trouw,
| |
2 |
want gij hebt een stad tot een steenhoop gemaakt, een versterkte vesting tot een bouwval,- het paleis van vreemdelingen is weg uit de stad, in eeuwigheid wordt het niet herbouwd!
| |
3 |
Daarom zullen ze u verheerlijken, een sterke gemeenschap,- een vesting van tirannieke volkeren, zij zullen u vrezen.
| |
4 |
Want gij zijt voor de geringe een sterkte geweest, een sterkte voor de arme in zijn benauwing,- een toevlucht tegen een stortbui, schaduw tegen de zomerhitte, want het blazen van tirannen is als een stortbui in de winter,
| |
5 |
als zomerhitte over uitgedroogd land; het daveren van vreemdelingen onderdrukt gij,- als zomerhitte door de schaduw van een wolk zal hij de muziek van tirannen onderdrukken. •
| |
6 |
Maken zal de Ene, de Omschaarde, voor alle gemeenschappen, op deze berg, een feestdronk met olierijke spijzen, een feestdronk van lang-bewaarde wijnen,- vetrijke spijzen vol merg, glasheldere lang-bewaarde wijnen.
| |
7 |
Laten slijten zal hij, op deze berg, het aanschijn van de sluier waarmee zijn omsluierd alle gemeenschappen,- en de bedekking waarmee zijn overdekt alle volkeren.
| |
8 |
Verslinden zal hij de dood, voor immer, en afwissen zal mijn Heer, de Ene, de tranen van elks aanschijn; de smaad van zijn gemeente zal hij wegdoen van over heel de aarde, zó heeft de Ene gesproken! •
| |
9 |
Zeggen zal men te dien dage: zie, deze is onze God, wij hebben gehoopt op hem en hij heeft ons gered,- dit is de Ene, wij hebben gehoopt op hem, laten wij juichen en verheugd zijn om de redding die hij heeft gebracht!
| |
10 |
Want nu rust de hand van de Ene op deze berg,- en onder hem zal Moab weggestampt worden zoals stro wordt weggestampt in het water van een mestvaalt.
| |
11 |
Zal hij midden daarin zijn handen uitspreiden, zoals de zwemmer ze uitspreidt om te zwemmen,- dan vernedert hij zijn hoge majesteit ook met de kunstgrepen van zijn handen.
| |
12 |
Het bolwerk, de burcht van je muren, zal hij zuchtend ineen laten zakken, vernederen, ter aarde laten geraken tot in het stof! ••
| |