Naardense Bijbel > zoeken
Psalm 26 (25) • Iudica me. (v. David.) Wees, Ene, mijn rechter, want zo gaaf als ik ben ging ik voort, ✡ bij de Ene wist ik mij veilig, ik wankelde niet.
Ene, keur mij en proef mij, ✡ louter mijn nieren en mijn hart!
Want mij stond voor ogen uw vriendschap, ✡ in trouw aan u heb ik gewandeld.
Ik zat niet neer bij lieden van niets, ✡ bij gluipers kwam ik niet binnen.
Ik haatte de vergadering van kwaadstichters, ✡ bij boosdoeners zat ik niet neer.
Ik was mijn handen in onschuld, ✡ ik maak de omgang om uw altaar, o Ene;
om mij met een stem van dank te doen horen, ✡ om al uw wonderen te vertellen.
Ene, ik had lief de omheining van uw huis, ✡ dat oord, de woning van uw glorie!-
verzamel niet bij zondaars mijn ziel, ✡ niet mijn leven bij mannen van bloed,
die de handen vol hebben aan hoererij, ✡ hun rechterhand vol met smeergeld.
En ik, zo gaaf als ik ben zal ik voortgaan, ✡ koop mij vrij en wees mij genadig!
Mijn voet staat op effen grond; ✡ waar we vergaderd zijn zal ik u zegenen, o Ene!