We brengen u dank, God, wij danken u: nabij is uw naam!- ✡ vertellen al uw wonderen.
3
‘Ja, ik grijp een samenkomst aan, ✡ ikzelf, ik kom rechtuit rechtdoen;
4
versmelten een aarde en allen die daar zetelen: ✡ die vastzet haar zuilen, dat ben ik.’ sela
5
Zeggen zal ik tot de dwazen: weest niet dwaas!- ✡ tot de boosdoeners: verheft niet de hoorn!-
6
heft niet uw hoorn zo verheven,- ✡ gij die spreekt met het hoofd in de nek!
7
Want niet van zonsopgang en niet van de avond, ✡ niet uit een woestijn komt de verheffing;
8
want rechter is God: ✡ hij vernedert de een, de ander verheft hij.
9
Want in de hand van de Ene is een beker, daarin schuimt wijn, overvloedig gemengd,- daaruit schenkt hij: slechts haar droesem slurpen en drinken ✡ alle bozen op aarde.
10
En ik, ik zal het melden voor eeuwig, ✡ ik maak muziek voor Jakobs God:
11
‘Al de horens van bozen houw ik af, ✡ de hoornen van een rechtvaardige worden verheven!’