1 | Psalm 91 (90) • Qui habitat. Wie zetelt in het geheim van de Hoogste, ✡ in de schaduw van de Overmachtige overnacht,
| |
2 | zeggen zal hij tot de Ene: mijn toevlucht en mijn bastion, ✡ mijn God: ik weet mij veilig in hem!
| |
3 | Want hij zal je ontrukken aan het klapnet van een vanger, ✡ aan pest en verderf.
| |
4 | Met zijn wieken geeft hij je bedekking, onder zijn vleugels vind je toevlucht, ✡ lijfscherm en schutsmuur is zijn trouw!
| |
5 | Je zult niet vrezen voor het schrikbeeld in de nacht, ✡ voor een pijl die vliegt overdag;
| |
6 | voor de pest die rondgaat in het donker, ✡ voor koorts die woedt in de middag.
| |
7 | Valt er aan je zijde een duizendtal en rechts van je een menigte, ✡ tot jou treedt het niet nader.
| |
8 | Met eigen ogen hoef je maar te kijken,- ✡ en de vergelding aan bozen zul je zien.
| |
9 | ‘Ja, gij, Ene, zijt mijn toevlucht!’- ✡ de Hoogste heb je gemaakt tot je schuilplaats.
| |
10 | Geen kwaad zal je bereiken, ✡ geen plaag zal naderen je tent;
| |
11 | want zijn engelen zal hij voor jou gebieden ✡ je te bewaken op al je wegen;
| |
12 | op handen zullen zij je dragen, ✡ dat je je voet niet aan de steen zult stoten.
| |
13 | Over leeuw en adder voert je weg, ✡ welp en draak zul je vertrappen.
| |
14 | ‘Omdat hij mij aankleeft doe ik hem ontkomen, ✡ ik zet hem op een steilte omdat hij mijn naam kent!-
| |
15 | hij roept mij aan en ik geef hem antwoord, ik ben bij hem in benauwing, ✡ ik red hem uit, breng hem tot glorie;
| |
16 | ik verzadig hem met lengte van dagen, ✡ ik geef hem inzicht in mijn reddende werk!’
| |