Instellingen

31


Prijsgeven zal ik uw steden aan het zwaard,

en uw heiligdommen platleggen;
ik wil niet meer ruiken
aan uw reuk die-tot-rust-brengt!

32


In eigen persoon zal ik het land platleggen;

uw vijanden -die daarin zullen zetelen-
zullen daarover paf staan.

33


En uzelf zal ik verstrooien onder de volkeren

en achter u aan
   een verwoestend zwaard doen trekken;

blijvend zal uw land platliggen,
uw steden blijven verwoest.

34


Dán haalt het land zijn sabbatten in,-

al die dagen dat het platligt
en gij in het land van uw vijanden zijt;
dán houdt het land sabbat
en zal het zijn sabbatten inhalen.

35


Al de dagen dat het platligt
   krijgt het sabbatsrust,

zoals het niet heeft kunnen houden
   bij die sabbatten van ú
   toen u er nog rustig zat!

36


Van hen die er bij hen overblijven

maak ik in de landen van hun vijanden
het hart slap als pap:
opjagen laten ze zich dan
door het geluid van een opwaaiend blad,-
vluchten zullen ze als op de vlucht
   voor een zwaard
   en vallen, terwijl niemand ze opjaagt!

37


Struikelen zullen ze, man-over-broeder,
   als voor het aanschijn van een zwaard,
   maar iemand die ze opjaagt ís er niet!

Standhouden zal er voor u niet bij wezen
voor het aanschijn van uw vijanden.

38


Ge zult verloren gaan onder de volkeren;

ge zult worden opgegeten
door het land van uw vijanden.

39


En die er nog bij u over zijn,

zullen in de landen van uw vijanden
wegteren aan hun ongerechtigheid;
   ook om de ongerechtigheden

van hun vaders naast hen
   teren ze weg.

40


Belijden zullen ze hun onrecht
   en het onrecht van hun vaders

in de ontrouw waarmee ze tegen mij
   trouweloos geweest zijn;

en waarmee zelfs
zij met mij voortwandelden tégen mij.

41


Op mijn beurt ga ik nu

verder met hen tegen hen in
en zal ik hen doen komen
in het land van hun vijanden;
maar als dan hun voorhuidige hart
zich verootmoedigt
en zij dan straf voor hun ongerechtigheid
   genieten,

42


zal ik gedenken: mijn verbond met Jakob;

ook mijn verbond met Isaak,
   ook mijn verbond met Abraham
   zal ik gedenken,
   en het land zal ik gedenken.

43


Het land zal van hen verlaten worden
   en zijn sabbatten genieten,

woest als het daar ligt zonder hen,-
en zij genieten
de straf voor hun onrecht;
omdat, en alleen omdat
zij mijn rechtsregels hebben versmaad
en hun ziel van mijn inzettingen
   heeft gewalgd!

44


Maar zelfs dan, als zij dan zullen wezen

in het land van hun vijanden
zal ik hen niet zo versmaden
   en niet zo van hen walgen

dat ik een eind aan hen zou maken,
dat ik mijn verbond met hen zou breken;
nee, ik ben de Ene, hun God!

45


Gedenken zal ik voor hen
   het verbond met de eersten,-

hen die ik voor de ogen der volkeren
   uit het land van Egypte heb geleid
   om er voor hen te wezen als God,
   ik de Ene!

46


Dit zijn de inzettingen, de rechtsregels

en de onderrichtingen
welke de Ene heeft gegeven
tussen hem
en de zonen en dochters van Israël;
op de berg Sinaï, door de hand van Mozes.