Instellingen

31


ook ik wist niet dat híj het was:

nee, opdat hij aan Israël
geopenbaard zal worden,
daarom ben ik gekomen
dopend in water!

32


En Johannes getuigt ook en zegt:

ik heb aanschouwd
hoe de Geest
als een duif neerdaalde uit de hemel
en bleef rusten op hém;

33


ook ík wist niet dat hij het was;

nee, die mij gestuurd heeft
om te dopen in water,
hij heeft tot mij gezegd
‘op wie je de Geest ziet neerdalen
en op hem blijven,
díe is het die
doopt door heilige geestesadem’;

34


ík heb het gezien en

ben gaan getuigen
dat hij is
de zoon van God!

35


De volgende morgen

staat Johannes daar weer,
met twee van zijn leerlingen;

36


Als hij Jezus in het blikveld krijgt

die daar rondwandelt
zegt hij: zie, het lam van God!

37


Die twee leerlingen van hem

horen hem dat uitspreken
en volgen Jezus!

38


Maar als Jezus zich omkeert

en aanschouwt dat zij (hem) volgen,
zegt hij tot hen:
wat zoekt ge?* In veel vertalingen begint hier vers 39 en schuift elk volgend vers in dit hoofdstuk een nummer op.
Maar zij zeggen tot hem: rabbi,
-vertaald wil dat zeggen: leermeester-
waar houdt u verblijf?

39


Hij zegt tot hen: komt en ziet!

Dus komen ze en zien
waar hij verblijf houdt,
en blijven ze bij hem,
die eigenste dag.
Het is geweest
omstreeks het tiende uur.

40


Andreas, de broer van Simon Petrus,

is een van de twee geweest
die het van Johannes horen
en hem volgen.

41


Hij vindt als eerste

zijn eigen broer Simon
en zegt tot hem:
we hebben de Messias gevonden!-
vertaald is dat: Gezalfde,

42


Hij voert hem mee naar Jezus.

Als hij hem in het blikveld krijgt zegt Jezus:
jíj bent Simon de zoon van Johannes?-
jíj wordt tot Kefas uitgeroepen!-
wat vertaald wordt met Petrus,- rotsman.

43


De volgende morgen wil hij

uittrekken naar Galilea,
als hij Filippus vindt
en Jezus tot hem zegt: volg mij!

44


Maar* Johannes gebruikt vaak het woord ‘maar’ zonder dat een tegenstelling lijkt bedoeld. Soms wordt daarmee iets opmerkelijks of onverwachts aangekondigd, soms slechts een tussenzin. Filippus is van Betsaïda geweest,

de stad van Andreas en Petrus.

45


Filippus vindt Natanaël

en zegt tot hem:
die Mozes heeft beschreven in de Wet,
en de profeten ook,
die hebben we gevonden:
Jezus, de zoon van Jozef uit Nazaret!

46


Natanaël zegt tot hem:

is het mogelijk
dat uit Nazaret iets goed is?
Filippus zegt tot hem: kom en zie!

47


Jezus ziet Natanaël tot hem komen

en zegt over hem:
zie, waarlijk een Israëliet
‘in wie geen bedrog is’ (Ps. 32,2).

48


Natanaël zegt tot hem:

vanwaar kent u mij?
Jezus antwoordt en zegt tot hem:
vóórdat Filippus je riep,
toen je onder de vijgenboom was,
zag ik je!

49


Natanaël antwoordt hem:

rabbi, ú bent de zoon van God,
ú bent koning van Israël!

50


Jezus antwoordt en zegt tot hem:

omdat ik tot je zei
dat ik je zag daar onder de vijgenboom
geloof je?-
grotere dingen dan deze
zul je zien!

51


En hij zegt tot hem:


amen, amen, zeg ik u:

ge zult de hemel geopend zien
met de engelen Gods
opklimmend en neerdalend (Gen. 28,12)
op de zoon des mensen!