Instellingen

1

Bij begin
is God gaan scheppen,-

de hemelen en het aardland.

2


Het aardland

is in z’n geschieden geworden
   woestheid en warboel,

en duisternis
   op het aanschijn van de oervloed,-

en geestesadem van God
wervelend
   over het aanschijn van de wateren.

3


Dan zegt God: geschiede er licht!-

en er geschiedt licht.

4


God ziet het licht aan: ja, het is goed!

Zo brengt God scheiding aan
tussen het licht en de duisternis.

5


God roept tot het licht ‘dag’

en tot het duister heeft hij geroepen ‘nacht’;
er geschiedt een avond
   en er geschiedt een ochtend:
   één dag.