Het aardland is in z’n geschieden geworden woestheid en warboel, en duisternis op het aanschijn van de oervloed,- en geestesadem van God wervelend over het aanschijn van de wateren.
3
Dan zegt God: geschiede er licht!- en er geschiedt licht.
4
God ziet het licht aan: ja, het is goed! Zo brengt God scheiding aan tussen het licht en de duisternis.
5
God roept tot het licht ‘dag’ en tot het duister heeft hij geroepen ‘nacht’; er geschiedt een avond en er geschiedt een ochtend: één dag. •