3 | Dan zegt God: geschiede er licht!- en er geschiedt licht.
| |
4 | God ziet het licht aan: ja, het is goed! Zo brengt God scheiding aan tussen het licht en de duisternis.
| |
5 | God roept tot het licht ‘dag’ en tot het duister heeft hij geroepen ‘nacht’; er geschiedt een avond en er geschiedt een ochtend: één dag. •
| |
6 | Dan zegt God: geschiede er een gewelf in het water,- geschiede er scheiding tussen water en water!
| |
7 | Dan maakt God het gewelf en brengt hij scheiding aan tussen de wateren onder het gewelf en de wateren boven het gewelf; en zo geschiedt.
| |
8 | God roept tot het gewelf ‘hemel’; er geschiedt een avond en er geschiedt een ochtend: tweede dag. •
| |
9 | Dan zegt God: dat de wateren onder de hemel te hoop lopen naar één oord, en zichtbaar worde het droge!- en zo geschiedt.
| |
10 | God roept tot het droge ‘land’ en tot de ophoping van de wateren heeft hij geroepen ‘zeeën’; God ziet het aan: ja, het is goed!
| |
11 | Dan zegt God: laat het land groen doen groeien, een gewas dat zaad zaait, een vruchtdragend geboomte dat vrucht maakt naar zijn verschil met daarin zijn zaad over het land!- en zo geschiedt.
| |
12 | En het land brengt al wat groen is naar buiten, gewas dat zaad zaait naar zijn verschil en geboomte dat vrucht maakt met daarin zijn zaad, naar zijn verschil; God ziet het aan: ja, het is goed!
| |
13 | Er geschiedt een avond en er geschiedt een ochtend: derde dag. •
| |
14 | Dan zegt God: geschiede er: lichten aan het gewelf van de hemel om scheiding aan te brengen tussen de dag en de nacht; geschieden zullen die als tekenen en samenkomsttijden, voor dagen en jaren;
| |
15 | geschieden zullen ze als lichten aan het gewelf van de hemel om licht te brengen over het land!- en zo geschiedt.
| |
16 | God maakt de twee grote lichten: het grote licht voor het beheer van de dag, het kleine licht voor het beheer van de nacht, en ook de sterren.
| |
17 | God geeft ze aan het gewelf van de hemel om licht te brengen over het land,
| |
18 | om te beheren de dag en de nacht, om scheiding aan te brengen tussen het licht en de duisternis; God ziet het aan: ja, het is goed!
| |
19 | Er geschiedt een avond en er geschiedt een ochtend: vierde dag. •
| |
20 | Dan zegt God: laten de wateren wemelen van het gewriemel van bezield leven,- en laat er gevogelte vliegen over het land, over het aanschijn van het gewelf, de hemel!
| |
21 | En God schept de grote gedrochten,- en alle levende ziel die rondkruipt, waarvan de wateren zijn gaan wemelen, naar hun verschil, en elke gevleugelde vogel naar z’n verschil; God ziet het aan: ja, het is goed!
| |
22 | Dan zegent God hen, en zegt: draagt vrucht, weest overvloedig, vult het water in de zeeën, en ook het gevogelte zij overvloedig in het land!
| |
23 | Er geschiedt een avond en er geschiedt een ochtend: vijfde dag. •
| |