Instellingen

1


Het geschiedt:
   heel het aardland is van één taallip

en van eendere woorden.

2


Het geschiedt,
   als ze uit het oosten opbreken,
   vinden ze een kloof in het land Sjinar
   en zetten zich dáár neer.

3


Ze zeggen,

een man tot zijn makker:
welaan, we kleien kleitegels
en branden ze brandvast!
Zo wordt voor hen het kleiwit tot steen
en het pekzwart
is voor hen tot zwartleem geworden.

4


Dan zeggen ze:

welaan, bouwen wij ons een stad
en een toren met zijn top in de hemel,
en maken wij ons een sem, een naam,-
anders worden we verstrooid
   over het aanschijn van heel het aardland!

5


Dan daalt de Ene neer

om de stad en de toren te zien,
die ze hebben gebouwd,
   de bouwzonen van de –rode– mens.

6


Hij zegt, de Ene:

ziedaar, één gemeenschap,
   één taallip voor hen allen,

en dít is het begin van wat ze gaan doen:
nú is voor hen niets onuitvoerbaar
van al wat ze verzinnen te doen;

7


welaan, laten we neerdalen

en daar hun taal verwarren,-
zodat ze per man de taal van zijn makker
niet horen!

8


Zo verstrooit de Ene hen van daaruit
   over het aanschijn van heel het aardland,

en houden ze op
   met het bouwen van de stad.

9


Dáárom

heeft hij als haar sem -naam- uitgeroepen
   ‘Babel’,- verwarring,

want daar heeft de Ene
de taal van heel het aardland verward;
en van dááruit heeft de Ene hen verstrooid
over het aanschijn van heel het aardland.

10


Dit zijn de geboorten uit Sem,- naam.

Sem –naam– laat als zoon van honderd jaar
Arpachsjad geboren worden,-
een dubbeljaar ná de vloed.

11


Sem –naam– leeft

nadat hij Arpachsjad
   geboren heeft doen worden

vijfhonderd jaar,
zonen en dochters laat hij geboren worden.
••

12


Arpachsjad leeft vijfendertig jaar,-
   en laat Sjelach geboren worden.

13


Arpachsjad leeft

nadat hij Sjelach geboren heeft doen worden
drie jaren en
vierhonderd jaar;
zonen en dochters laat hij geboren worden.
••

14


Sjelach leeft dertig jaar;

dan laat hij Eber geboren worden.

15


Sjelach leeft

nadat hij Eber geboren heeft doen worden
drie jaren en
vierhonderd jaar;
zonen en dochters laat hij geboren worden.
••

16


Eber leeft

vierendertig jaar;
dan laat hij Peleg geboren worden.

17


Eber leeft

nadat hij Peleg geboren heeft doen worden
dertig jaar en
vierhonderd jaar;
zonen en dochters laat hij geboren worden.
••

18


Peleg leeft dertig jaar,

dan laat hij Reoe geboren worden.

19


Peleg leeft

nadat hij Reoe geboren heeft doen worden
negen jaren en
een dubbelhonderd jaar;
zonen en dochters laat hij geboren worden.
••

20


Reoe leeft

tweeëndertig jaar;
dan laat hij Seroeg geboren worden.

21


Reoe leeft

nadat hij Seroeg geboren heeft doen worden
zeven jaren en een dubbelhonderd jaar;
zonen en dochters laat hij geboren worden.
••

22


Seroeg leeft dertig jaar;

dan laat hij Nachor geboren worden.

23


Seroeg leeft

nadat hij Nachor geboren heeft doen worden
   een dubbelhonderd jaar;

zonen en dochters laat hij geboren worden.
••

24


Nachor leeft

negenentwintig jaar;
dan laat hij Terach geboren worden.

25


Nachor leeft

nadat hij Terach geboren heeft doen worden
negentien jaar en honderd jaar;
zonen en dochters laat hij geboren worden.
••

26


Terach leeft zeventig jaar;

dan laat hij Abram geboren worden
en Nachor en Haran.