Met dat Abram hoort dat zijn broeder gevangengenomen is trommelt hij zijn geoefenden op, die geboren zijn in zijn huis, achttien, en drie honderdtallen, en achtervolgt tot aan Dan.
Hij verdeelt zich tegen hen, ’s nachts, hij en zijn dienaars, en verslaat hen; hij achtervolgt hen tot aan Chova, links van Damascus.
16
Hij keert terug met heel het bezit; ook Lot, zijn broeder, heeft hij teruggebracht, met diens bezit en ook de vrouwen en de manschap.
17
Dan trekt Sodoms koning uit, hem tegemoet, nadat hij is teruggekeerd van het verslaan van Kedorlaomer en de koningen die met hem waren,- naar het dal Sjavee, dat is het Koningsdal.
18
Malchisedek,- koning van gerechtigheid, de koning van Sjaleem, heeft naar buiten gebracht: brood en wijn; hij is priester voor God-in-den-hoge.
19
Hij zegent hem en zegt: gezegend Abram voor God-in-den-hoge, de stichter van hemelen en aarde!-
20
en gezegend God-in-den-hoge die je benauwers overleverde in je hand! En hij geeft hem een tiende van alles.
21
De koning van Sodom zegt tot Abram: geef mij de levende zielen; en het bezit, neem dat voor jezelf!
22
Maar Abram zegt tot de koning van Sodom: ik heb mijn hand geheven tot de Ene, God-in-den-hoge, de stichter van hemelen en aarde:
23
áls ik ooit, van touwtje tot schoenriem, áls ik ooit iets aanneem van al wat van u is!- u zult niet zeggen: ‘ik heb Abram rijk gemaakt’,-
24
ik hoef niets!- slechts wat de jongens hebben gegeten en het aandeel van de mannen die met mij op weg zijn gegaan: Aneer, Esjkol en Mamree, laten zíj hun deel meenemen! ••