Hij laat hem uittrekken, naar buiten, en zegt: kijk toch naar de hemel en tel eens de sterren als je bij machte bent ze te tellen! En hij zegt tot hem: zó zal het worden, jouw zaad!
Hij heeft vertrouwd op de Ene; die heeft hem dat gerekend als gerechtigheid.
7
Hij zegt tot hem: ik ben de Ene, die je heeft laten uittrekken uit Oer Kasdiem om jou dit land te geven om het te beërven!
8
Maar hij zegt: mijn Heer, Ene, waarbij zal ik wéten dat ik het beërf?
9
Hij zegt tot hem: neem voor mij een kalf van drie jaar, een geit van drie jaar en een ram van drie jaar, een tortel en een duif!
10
Hij neemt voor hem die alle, deelt ze middendoor en geeft elk deel (zijn plaats) als ‘man ontmoet makker’; de vogels heeft hij niet gedeeld.
11
Dan daalt de gier neer op de stukken aas; Abram keert ze af.
12
Het geschiedt: de zon komt thuis en een verdoving is over Abram gevallen, en zie, angst, dikke duisternis, valt over hem.
13
Hij zegt tot Abram: weten, heel goed weten moet je dat je zaad zwerver-te-gast zal worden, in een land niet van hen; knechten zullen ze hen, en knevelen,- vierhonderd jaar lang;
14
maar ook zal ik het volk waarvan zij knechten zullen zijn berechten; daarna zullen ze uittocht houden met groot bezit
15
en jij zult bij je vaderen aankomen in vrede; je zult worden begraven in goede grijsheid;
16
een vierde geslacht, die zullen terugkeren naar hier; want niet tot vrede gebracht is het onrecht van de Amoriet tot hiertoe!
17
Dan geschiedt het: de zon is thuisgekomen en nachtdonkerte is geschied,- en ziedaar: een rokende oven en een fakkel vuur, die is overgestoken tussen deze stukken door.
18
Op díe dag heeft de Ene met Abram een verbond gesmeed en gezegd: aan jouw zaad heb ik dit land gegeven van de rivier van Egypte tot de grote rivier, de rivier de Eufraat;