Abram wordt een zoon van negentig jaar en negen jaren: dan laat de Ene zich aan Abram zien en zegt tot hem: ik ben El Sjadai,- God Overmachtig; wandel voor mijn aanschijn en wordt volmaakt!-
ik geef mijn verbond: tussen mij en jou; ik zal je zeer, zéér overvloedig maken!
3
Abram valt neer op zijn aanschijn; God spreekt met hem en zegt:
4
van mij uit: ziehier mijn verbond met jou!- worden zul je tot een av hamon gojiem,- vader van een menigte van volkeren;
5
niet langer worde als naam voor jou geroepen ‘Avram’, worden zal je naam ‘Avraham’, omdat ik jou tot av hamon gojiem,- vader van een menigte van volkeren heb gemaakt* Letterlijk: gegeven.;
6
zeer, zéér vruchtbaar zal ik je doen worden, maken* Letterlijk: geven. zal ik je tot volkeren; koningen zullen uit jou voortkomen!-