Maar God zegt: tóch is het Sara, je eigen vrouw, die je een zoon gaat baren, en uitroepen zal je als naam voor hem ‘Isaak’,- men lacht!; met hém zal ik mijn verbond gestand doen tot een verbond voor eeuwig, voor zijn zaad na hem;
ook voor Ismaël,- God hoort! zal ik je verhoren: ziehier, zegenen zal ik hem, hem vrucht doen dragen en hem zeer, zéér overvloedig maken; twaalf verhevenen zal hij geboren doen worden; geven zal ik het hem om een groot volk te worden;
21
en mijn verbond zal ik gestand doen met Isaak,- welke Sara je zal baren tegen deze samenkomsttijd in het andere jaar!