1 | Dan laat de Ene zich aan hem zien, bij de godseiken van Mamree,- die wordt gezien, terwijl hij in het heetst van de dag is gezeten in de ingang van de tent.
| |
2 | Hij heft zijn ogen op en ziet: ziedaar, drie mannen bij hem geposteerd; hij ziet dat, snelt vanuit de ingang van de tent hen tegemoet en buigt zich ter aarde.
| |
3 | Hij zegt: mijn heer, áls ik toch genade heb gevonden in je ogen, ga toch niet voorbij, van bij je dienaar!-
| |
4 | laat toch een weinig water worden genomen en wast uw voeten: leunt neer onder de boom!-
| |
5 | ik neem een bete broods: versterkt uw harten!- daarna kunt ge verder trekken, want daarvoor zijt ge bij uw dienaar voorbij getrokken! Zij zeggen: wil zo doen zoals je hebt gesproken!
| |
6 | Abraham haast zich op de tent aan, naar Sara,- en zegt: haast je!- drie maten meel, korrelbloem: kneed het, maak koeken!
| |
7 | Naar het rundvee is Abraham gesneld: hij neemt een runderjong,- mals en goed en geeft dat aan de jongen: hij haast zich om het klaar te maken.
| |
8 | Hij neemt room en boter én het runderjong dat hij heeft klaargemaakt, en zet dat neer voor hun aanschijn. Terwijl hij bij hen blijft staan onder de boom, eten zij.
| |
9 | Dan zeggen ze tot hem: wáár is Sara, je vrouw? Hij zegt: ziedaar, in de tent!
| |
10 | Hij zegt: terugkerend keer ik tot jou terug in de tijd van levenschenken, en dan is hier een zoon bij Sara, je vrouw! Intussen hoort Sara dit in de open kant van de tent, achter hem.
| |
11 | Abraham en Sara zijn oud geworden, op dagen gekomen; opgehouden is het te geschieden aan Sara naar de wijze der vrouwen.
| |
12 | Dus lacht Sara in haar binnenste en zegt: nadat ik versleten ben zal mij nog wellust geschieden?- en mijn heer is oud geworden!
| |
13 | Dan zegt de Ene tot Abraham: waarom eigenlijk heeft Sara gelachen en gezegd ‘ach zal ik waarachtig baren, ik die zo oud ben geworden?’-
| |
14 | is voor de Ene een woord te wonderlijk?- tegen de samenkomsttijd zal ik tot jou terugkeren, in de tijd van levenschenken, en dan is er bij Sara een zoon!
| |
15 | Sara loochent het en zegt: ‘ik heb niet gelachen!’, want ze is bevreesd geworden; maar hij zegt: nee!- je hebt wél gelachen!
| |