Instellingen

1


Dan laat de Ene zich aan hem zien,

bij de godseiken van Mamree,-
   die wordt gezien,

terwijl hij in het heetst van de dag
   is gezeten in de ingang van de tent.

2


Hij heft zijn ogen op en ziet:

ziedaar, drie mannen
bij hem geposteerd;
hij ziet dat,
snelt vanuit de ingang van de tent
   hen tegemoet

en buigt zich ter aarde.

3


Hij zegt:

mijn heer,
áls ik toch genade heb gevonden in je ogen,
ga toch niet voorbij, van bij je dienaar!-

4


laat toch een weinig water
   worden genomen en

wast uw voeten:
leunt neer onder de boom!-

5


ik neem een bete broods:
   versterkt uw harten!-
   daarna kunt ge verder trekken,

want daarvoor zijt ge bij uw dienaar
   voorbij getrokken!

Zij zeggen:
wil zo doen
zoals je hebt gesproken!

6


Abraham haast zich op de tent aan,
   naar Sara,-

en zegt:
haast je!-
drie maten meel, korrelbloem:
kneed het, maak koeken!

7


Naar het rundvee is Abraham gesneld:

hij neemt een runderjong,-
   mals en goed

en geeft dat aan de jongen:
hij haast zich om het klaar te maken.

8


Hij neemt room en boter

én het runderjong
   dat hij heeft klaargemaakt,

en zet dat neer voor hun aanschijn.
Terwijl hij bij hen blijft staan
   onder de boom, eten zij.

9


Dan zeggen ze tot hem:

wáár is Sara, je vrouw?
Hij zegt: ziedaar, in de tent!

10


Hij zegt:

terugkerend keer ik tot jou terug
   in de tijd van levenschenken,

en dan is hier een zoon bij Sara, je vrouw!
Intussen hoort Sara dit
   in de open kant van de tent,
   achter hem.

11


Abraham en Sara zijn oud geworden,

op dagen gekomen;
opgehouden is het te geschieden aan Sara
naar de wijze der vrouwen.

12


Dus lacht Sara in haar binnenste en zegt:

nadat ik versleten ben
   zal mij nog wellust geschieden?-

en mijn heer is oud geworden!

13


Dan zegt de Ene tot Abraham:

waarom eigenlijk heeft Sara gelachen
   en gezegd

‘ach zal ik waarachtig baren,
   ik die zo oud ben geworden?’-

14


is voor de Ene een woord te wonderlijk?-

tegen de samenkomsttijd
zal ik tot jou terugkeren,
   in de tijd van levenschenken,
   en dan is er bij Sara een zoon!

15


Sara loochent het en zegt:
   ‘ik heb niet gelachen!’,
   want ze is bevreesd geworden;

maar hij zegt: nee!- je hebt wél gelachen!