Instellingen

4


Dit zijn de geboorten van de hemelen
   en het aardland
   toen zij werden geschapen,-

ten dage
dat de Ene, God, aardland en hemelen maakte.

5


Alle struikgewas van het veld

geschiedt nog niet op het land
en alle gewas van het veld
   spruit nog niet uit,-

want de Ene, God,
   heeft het nog niet doen regenen
   over het land

er is géén –rode– mensheid
om de –rode– grond te dienen.

6


Maar een damp klimt op van het land,-

en heeft doordrenkt heel het aanschijn
   van de –rode– grond .

7


Dan formeert de Ene, God,
   de –rode– mens

van stof uit de –rode– grond
en blaast in zijn neusgaten
   ademhaling van leven;

zo wordt de –rode– mens
   tot levende ziel