Alle struikgewas van het veld geschiedt nog niet op het land en alle gewas van het veld spruit nog niet uit,- want de Ene, God, heeft het nog niet doen regenen over het land er is géén –rode– mensheid om de –rode– grond te dienen.
6
Maar een damp klimt op van het land,- en heeft doordrenkt heel het aanschijn van de –rode– grond .
7
Dan formeert de Ene, God, de –rode– mens van stof uit de –rode– grond en blaast in zijn neusgaten ademhaling van leven; zo wordt de –rode– mens tot levende ziel