en spreekt tot Efron voor de oren van de manschap van het land door te zeggen: echt, als u nu eens hoorde naar míj!- geven zal ik het zilvergeld voor het veld, neem het van mij aan, dan kan ik mijn dode daar begraven!
14
Dan antwoordt Efron Abraham en zegt tot hem:
15
mijn heer, hoor naar míj, land voor vierhonderd sikkel zilver, wat zal dat tussen mij en u?- uw dode, begraaf die!
16
Abraham hoort naar Efron en Abraham weegt voor Efron het zilver af waarvan hij heeft gesproken voor de oren van de zonen van Cheet: vierhonderd sikkel zilver, gangbaar bij de handelaar.
17
Zo komt het veld van Efron bij de Machpela in het zicht van Mamree,- het veld en de spelonk die erin is en al het geboomte op het veld in heel zijn gebied rondom, te boek te staan
18
als van Abraham, als aankoop, voor de ogen van de zonen van Cheet,- bij allen die gekomen zijn in de poort van zijn stad.