Zij baart hem: Zimran en Joksjan, Medan en Midjan; Jisjbak en Sjoeach.
3
Joksjan heeft geboren laten worden Sjeva en Dedan; de zonen van Dedan zijn geworden: de Asjoerieten, Letoesjieten en Leoemieten.
4
De zonen van Midjan: Efa, Efer en Henoch, Avida en EldaƤ; al dezen zijn zonen van Ketoera.
5
Abraham geeft al wat van hem is aan Isaak.
6
Aan de zonen van de bijvrouwen die Abraham had heeft Abraham gaven gegeven; hij zendt hen weg van zijn zoon Isaak, nog bij zijn leven, oostwaarts, naar een land in het oosten.