Instellingen

1


Het geschiedt: honger in het land,

een andere dan de éérdere honger
die er is geschied
   in de dagen van Abraham;

dan gaat Isaak naar Avimelech,
   de koning der Filistijnen,
   naar Gerar,- zwerversgasthuis.

2


Daar laat zich aan hem zien de Ene

en zegt: daal niet af naar Egypte,-
woon in het land
dat ik je toezeg;

3


wees zwerver-te-gast in dit land:

ik zal met je zijn, ik zal je zegenen;
want aan jou en aan je zaad
zal ik al deze landstreken geven;
ik zal de bezwering gestand doen
die ik heb gezworen aan Abraham, je vader;

4


ik zal jouw zaad zo overvloedig maken
   als de sterren aan de hemel,-

geven zal ik aan jouw zaad
al deze landstreken;
door jouw zaad zullen zich gezegend weten
alle volkeren van het aardland,-

5


als loon daarvoor

dat Abraham gehoord heeft naar mijn stem,-
en bewaard heeft wat ik te bewaren gaf:
mijn geboden, mijn inzettingen
   en mijn onderrichtingen!

6


Dan zet Isaak zich neer in Gerar,-
   zwerversgasthuis.

7


Maar dan vragen

de mannen van dat oord naar zijn vrouw
en zegt hij ‘mijn zuster is zij’,
want hij is bevreesd om te zeggen
   ‘mijn vrouw’,-

‘anders zullen de mannen van dit oord
   mij vermoorden
   om Rebekka,

want zij is goed om aan te zien!’

8


Maar het geschiedt

wanneer hij daar een lengte van dagen is:
eens gluurt
Avimelech, koning van de Filistijnen
door het schietgat;
en wat ziet hij?-
ziedaar Isaak,- men lacht, is bezig
Rebekka, zijn vrouw,
   ‘aan het lachen te maken’…

9


Avimelech roept Isaak

en zegt: echt, ziedaar ze is je vrouw,-
hoe heb je kunnen zeggen
   ‘zij is mijn zuster’?

Isaak zegt tot hem:
omdat ik zei
‘anders moet ik om haar sterven’!

10


Dan zegt Avimelech:

wat heb je ons aangedaan!-
op een haar na had een van de manschap
jouw vrouw beslapen
en had je schuld over ons doen komen!

11


Dan gebiedt Avimelech

heel de manschap en zegt:
wie deze man of zijn vrouw aanraakt
   zal met de dood worden gedood!