Esau is des duivels over Jakob om de zegen waarmee zijn vader hem heeft gezegend. Dan zegt Esau in zijn hart: de dagen van rouw over mijn vader naderen,- dan zal ik Jakob, mijn broer, vermoorden!
Men meldt aan Rebekka de woorden van Esau, haar oudste zoon; dan zendt ze bericht, roept Jakob, haar jongste zoon, en zegt tot hem: ziehier, Esau, je broer, wil zich over jou troost verschaffen door je te vermoorden;
43
welnu mijn zoon, hoor naar mijn stem,- sta op, vlucht voor je bestwil naar mijn broer Laban, naar Charan;
44
enige dagen moet je bij hem zitten,- totdat de woede van je broer zal keren,
45
totdat de toorn van je broer van jou is afgekeerd en hij is vergeten wat je hem hebt aangedaan!- bericht zal ik zenden en je daarvandaan meenemen; waarom zou ik me van jullie twééën laten beroven op één dag?
46
Tot Isaak zegt Rebekka: ik kokhals van mijn leven bij de verschijning van de dochters van Cheet: als Jakob een vrouw gaat nemen uit de dochters van Cheet, zoals deze beiden, uit de dochters van het land, waarvoor heb ik dan leven?!