Instellingen

41


Esau is des duivels over Jakob

om de zegen
waarmee zijn vader hem heeft gezegend.
Dan zegt Esau in zijn hart:
de dagen van rouw over mijn vader naderen,-
dan zal ik Jakob, mijn broer, vermoorden!

42


Men meldt aan Rebekka

de woorden van Esau, haar oudste zoon;
dan zendt ze bericht,
roept Jakob, haar jongste zoon,
   en zegt tot hem:

ziehier, Esau, je broer,
wil zich over jou troost verschaffen
   door je te vermoorden;

43


welnu mijn zoon, hoor naar mijn stem,-

sta op, vlucht voor je bestwil naar
   mijn broer Laban,
   naar Charan;

44


enige dagen moet je bij hem zitten,-

totdat de woede van je broer zal keren,

45


totdat de toorn van je broer
   van jou is afgekeerd

en hij is vergeten
   wat je hem hebt aangedaan!-

bericht zal ik zenden
   en je daarvandaan meenemen;

waarom zou ik me
   van jullie twééën laten beroven
   op één dag?

46


Tot Isaak zegt Rebekka:

ik kokhals van mijn leven
bij de verschijning van de dochters van Cheet:
als Jakob een vrouw gaat nemen
   uit de dochters van Cheet,
   zoals deze beiden,
   uit de dochters van het land,

waarvoor heb ik dan leven?!