Instellingen

10


Jakob trekt weg van Beëer Sjeva,-

en gaat op Charan aan.

11


Hij bereikt het oord

en overnacht daar,
   want de zon is thuisgekomen;

hij neemt een van de stenen van het oord en
legt die aan zijn hoofdeinde;
zo slaapt hij in, in dat oord.

12


Hij droomt:

ziedaar, een ladder
   geposteerd op het aardland,

zijn hoofd reikend tot aan de hemel;
ziedaar: engelen van God
opstijgend en neerdalend daarover;

13


en ziedaar: boven hem de Ene geposteerd;

hij zegt:
ik ben de Ene,
God van je vader Abraham en
God van Isaak;
het aardland
waarop je nu slaapt
zal ik geven aan jou en aan je zaad;

14


worden zal je zaad als het stof van het aardland

en uitbreken zul je zeewaarts, oostwaarts,
   noordelijk en zuidwaarts;

gezegend zullen zijn door jou,
   en door je zaad
   alle families op de –rode– grond;

15


ziehier, ik ben met je,

wáken zal ik over je, overal waar je gaat
en je doen terugkeren
op deze –rode– grond;
want ik zal je niet verlaten
totdat ik echt heb gedaan
wat ik tot jou heb gesproken!