15 | Dan zegt Laban tot Jakob: omdat je mijn broeder bent zou je mij moeten dienen om niet?- meld mij wat je loon moet zijn!
| |
16 | Nu heeft Laban twee dochters; de naam van de oudste is Lea, de naam van de jongste is Rachel.
| |
17 | Maar de ogen van Lea waren flets, terwijl Rachel is geweest: schoon van gestalte en schoon van aanzien.
| |
18 | Jakob krijgt Rachel lief; hij zegt: ik wil je zeven jaren dienen om Rachel, je jongste dochter!
| |
19 | Laban zegt: beter dat ik haar aan jou geef dan dat ik haar geef aan een andere man; zet je bij mij neer!
| |
20 | Zo dient Jakob zeven jaren voor Rachel; die worden in zijn ogen als enkele dágen, omdat hij haar liefheeft.
| |
21 | Dan zegt Jakob tot Laban: welnu, verleen (mij) mijn vrouw!- want vervuld zijn mijn dagen: ik wil tot haar komen!
| |
22 | Laban verzamelt alle mannen van de plaats en maakt een feestdronk klaar.
| |
23 | In de avondschemer geschiedt het: dan neemt hij zijn dochter Lea en doet haar komen tot hem,- en hij komt tot háár…
| |
24 | Laban geeft haar zijn slavin Zilpa mee,- zijn dochter Lea tot slavin.
| |
25 | Het geschiedt in de ochtend: zie, het is Lea!- en hij zegt tot Laban: wat heb je me nu gedaan?- heb ik niet om Rachel bij je gediend?- waarom heb je me dan bedrogen?
| |
26 | Laban zegt: dat wordt nooit zo gedaan op onze plek: de geringere weggeven vóór het aanschijn van de eerstelinge;
| |
27 | vervul deze zevendagenplicht, geven zal ik je ook déze, voor het dienstwerk waarmee je bij mij zult dienen nog zeven jaren hierna!
| |
28 | Zo doet Jakob: hij vervult deze zevendagenplicht; dan geeft hij hem zijn dochter Rachel, hem tot vrouw.
| |
29 | Laban geeft aan zijn dochter Rachel zijn slavin Bilha mee, haar tot slavin.
| |
30 | Hij komt ook tot Rachel en heeft Rachel ook meer dan Lea lief; hij dient bij hem nog zeven jaren hierna.
| |
31 | Als de Ene ziet dat Lea gehaat is opent hij háár moederschoot, terwijl Rachel onvruchtbaar is.
| |
32 | Lea wordt zwanger en baart een zoon; ze roept als naam voor hem: Ruben,- ziet, een zoon!, want, heeft ze gezegd, want gezien heeft de Ene mijn vernedering, ja, nú zal mijn man mij liefhebben!
| |
33 | Ze wordt nogmaals zwanger en baart een zoon, en zegt: omdat de Ene heeft gehóórd dat ik gehaat ben geeft hij mij ook deze; ze roept als naam voor hem uit: Simeon,- verhoring!
| |
34 | Ze wordt nogmaals zwanger en baart een zoon en zegt: nú, deze keer, zal mijn man zich aan mij hechten, omdat ik hem drie zonen heb gebaard; daarom heeft men als zijn naam geroepen: Levi,- gehecht ben ik!
| |
35 | Nogmaals wordt ze zwanger en baart een zoon en zegt: deze keer mag ik de Ene wel danken!- daarom heeft zij als zijn naam geroepen: Juda,- dankzegging! dan staat ze stil, wat baren betreft.
| |