Lea wordt zwanger en baart een zoon; ze roept als naam voor hem: Ruben,- ziet, een zoon!, want, heeft ze gezegd, want gezien heeft de Ene mijn vernedering, ja, nú zal mijn man mij liefhebben!
33
Ze wordt nogmaals zwanger en baart een zoon, en zegt: omdat de Ene heeft gehóórd dat ik gehaat ben geeft hij mij ook deze; ze roept als naam voor hem uit: Simeon,- verhoring!
34
Ze wordt nogmaals zwanger en baart een zoon en zegt: nú, deze keer, zal mijn man zich aan mij hechten, omdat ik hem drie zonen heb gebaard; daarom heeft men als zijn naam geroepen: Levi,- gehecht ben ik!
35
Nogmaals wordt ze zwanger en baart een zoon en zegt: deze keer mag ik de Ene wel danken!- daarom heeft zij als zijn naam geroepen: Juda,- dankzegging! dan staat ze stil, wat baren betreft.