Instellingen

3


Het geschiedt na verloop van dagen:

Kaïn doet komen van de vrucht
   van de –rode– grond

een broodgift aan de Ene.

4


Abel, ook hij heeft doen komen:
   van de eerstelingen van zijn wolvee
   en van hun vet;

de Ene slaat acht
op Abel en zijn broodgift.

5


Op Kaïn en zijn broodgift
   heeft hij geen acht geslagen;

dat brandt hevig in Kaïn
en zijn aanschijnstrekken vervallen.

6


Dan zegt de Ene tot Kaïn:

waarom is het in jou zo ontbrand en
waarom
   zijn je aanschijnstrekken vervallen?-

7


is er niet als je goed doet verheffing?-

en als je niet goed doet
ligt zonde voor de deur op de loer;
op jou is zijn hartstocht gericht,
en jij, jij moet over hem heersen!

8


Dan zegt Kaïn tot Abel, zijn broer:………* Wát Kaïn zegt staat er niet in de Masoretische tekst. Andere tekstversies hebben daarom: Dan zegt Kaïn tot zijn broer: laten we naar het veld gaan.

En het geschiedt: als zij op het veld zijn
staat Kaïn op tegen Abel, zijn broer,
   en vermoordt hem.

9


Dan zegt de Ene tot Kaïn:

waar is Abel, je broer?-
hij zegt: mij onbekend,-
ben ík mijns broeders hoeder?

10


Hij zegt: wát heb je gedaan!-

een stem!- stromen bloed van je broeder
schreeuwen mij toe
   van de –rode– grond!-

11


nu dan, vervloekt jij,

weg van de –rode– grond
   die haar mond moest opensperren

om de stromen bloed van je broeder
   op te nemen uit jouw hand;

12


wanneer je de –rode– grond dient

zal ze haar kracht niet toevoegen aan jou;
dolend en dwalend zul je wezen
   op het aardland!

13


Dan zegt Kaïn tot de Ene:

te groot is mijn misdaad om te dragen:

14


zie, ge hebt mij verjaagd vandaag

van op het aanschijn
   van de –rode– grond

en voor uw aanschijn moet ik mij verbergen;
ik ben dolend en dwalend geworden
   op het aardland,

het zal zo worden:
   wie mij vindt zal mij vermoorden!

15


Maar dan zegt de Ene tot hem:

zó niet; al wie Kaïn vermoordt,
zevenvoudig wordt hij gewroken;
de Ene zet op Kaïn een teken,
dat al wie hem vindt hem niet mag neerslaan.

16


Kaïn trekt weg van voor het aanschijn
   van de Ene;

hij zet zich neer in het land Nod,- dwaalspoor,
   ten oosten van Eden.