Op Kaïn en zijn broodgift heeft hij geen acht geslagen; dat brandt hevig in Kaïn en zijn aanschijnstrekken vervallen.
6
Dan zegt de Ene tot Kaïn: waarom is het in jou zo ontbrand en waarom zijn je aanschijnstrekken vervallen?-
7
is er niet als je goed doet verheffing?- en als je niet goed doet ligt zonde voor de deur op de loer; op jou is zijn hartstocht gericht, en jij, jij moet over hem heersen!