Dan roept Farao als naam van Jozef uit: Tsafenat Paneach, en hij geeft hem Asnat, de dochter van Poti Fera, priester van On, tot vrouw; en Jozef trekt uit over het land van Egypte.
Jozef is een zoon van dertig jaar als hij staat voor het aanschijn van Farao, de koning van Egypte; dan trekt Jozef weg van voor het aanschijn van Farao, en steekt over door heel het land van Egypte.
47
Het land dóet het in de zeven jaren van de verzadiging,- bij handen vol!
48
Hij vergaart al het eten van de zeven jaren die er geweest zijn in het land van Egypte en geeft de steden eten (in voorraad); het eten van het veld van de stad,- dat om haar heen ligt, heeft hij daarbinnen (in voorraad) gegeven.
49
Zo hoopt Jozef koren op, als het zand der zee zo zéér veel, totdat hij ophield het te tellen, omdat niemand het kon tellen!
50
Aan Jozef zijn gebaard eentweetal zonen, voordat het jaar van de honger kwam; die heeft Asnat hem gebaard, de dochter van Poti Fera, de priester van On.
51
Jozef roept als naam van de eersteling uit: Manasse,- die doet vergeten, ‘want doen vergeten heeft God mij al mijn moeite en heel het huis van mijn vader’.
52
En als naam van de tweede heeft hij uitgeroepen: Efraïm,- dubbelvrucht, ‘want vruchtdragend heeft God mij gemaakt in het land van mijn vernedering.’