Instellingen

1


Niet langer is Jozef

bij machte geweest zich sterk te houden
voor allen die om hem heen stonden;
hij riep:
doet iedereen om mij heen naar buiten!-
en niemand stond bij hem
toen Jozef zich
   aan zijn broeders bekend maakte.

2


Hij verheft zijn stem en weent;

dat horen ze, de Egyptenaren,
dat hoort het huis van Farao.

3


Jozef zegt tot zijn broeders: ik ben Jozef,-

leeft vader nog?
Maar zijn broeders
   zijn niet bij machte geweest
   hem te antwoorden

want ontzet
   zijn ze teruggedeinsd voor zijn aanschijn.

4


Dan zegt Jozef tot zijn broeders:
   treedt nader tot mij!, en zij treden nader;

hij zegt:
ik ben Jozef, de broeder van
jullie die mij naar Egypte verkocht hebben;

5


welnu, weest niet bedroefd

en laat het niet in jullie ogen branden
dat jullie mij hierheen hebt verkocht:
want tot levensbehoud
heeft God mij voor jullie aanschijn uit
   hierheen gezonden;