Instellingen

5


Dan ziet de Ene

hoe overvloedig het kwaad
   van de –rode– mens

is op het aardland,
en dat wat zijn hart aan gedachten formeert
enkel maar kwaad is, al den dag.

6


De Ene krijgt spijt

dat hij de –rode– mens gemaakt heeft
   op het aardland:

het doet pijn aan zijn hart.

7


Dan zegt de Ene:

wegvagen zal ik de –rode– mens
   die ik heb geschapen

van op het aanschijn van de –rode– grond,
vanaf de –rode– mensheid tot aan het vee
en wat rondkruipt
   en het gevogelte van de hemel;

want ik heb spijt gekregen
   dat ik ze heb gemaakt!

8


Maar Noach,- spijt,* Noach houdt verband met nacham dat uiteenlopende betekenissen heeft: troosten, spijt hebben, wraak uitoefenen.

heeft genade gevonden
   in de ogen van de Ene.

9


Dit zijn de geboorten uit Noach:

Noach is
een man oprecht en vol-gaaf geweest
   in de generaties mét hem;

met Gód heeft Noach gewandeld.

10


Noach doet een drietal zonen baren:

Sem, Cham en Jafet.

11


Het aardland wordt bedorven
   voor het aanschijn van God:

het aardland wordt vervuld van geweld.

12


God ziet het aardland aan,
   en ziedaar, het is bedorven;

want verdorven heeft alle vlees
   zijn weg op het aardland.

••

13


Dan zegt God tot Noach:

het einde van alle vlees
   is voor mijn aanschijn gekomen,

want het aardland is vervuld
   van geweld,- vanwege hun verschijning;

ziehier, verderven zal ik hen
   met het aardland;

14


maak, jij-voor-jou,
   een ark van stammen cipres;

als een vogelnest moet je de ark maken;
bedekken moet je haar
binnenshuis en buiten met pekdekking;

15


en dit is

hoe je haar moet maken:
driehonderd el
de lengte van de ark,
vijftig el haar breedte,
dertig el haar opstand;

16


een lichtluik moet je maken voor de ark,

op een el van bovenaf
   moet je dat laten ophouden

en de deur van de ark
   moet je in haar zijde inzetten;

onderste, tweede en derde (dekken)
   moet je maken;

17


en ik,

ziehier, ik doe de watervloed komen
   over het land

om te verderven alle vlees
waarin levensadem is,
onder de hemel;
al wat op het land is zal omkomen;