Van het vee dat rein is en van het vee waarvan er geen rein is,- van het gevogelte en al wat er rondkruipt over de –rode– grond
9
zijn ze twee aan twee gekomen tot Noach, tot de ark, mannelijk en vrouwelijk,- zoals God het Noach had geboden.
10
Het gewordt, na de zeven dagen: de wateren van de vloed hebben gewoed over het land.
11
In het jaar van het zeshonderdste jaar van Noachs leven, in de tweede maand op de zeventiende dag na nieuwemaan,- op deze dag zijn alle bronnen van de overstelpende oervloed losgebarsten en zijn de sluizen des hemels geopend.
12
Dan woedt de slagregen over het aardland: veertigmaal een dag en veertigmaal een nacht.
13
In het bot van deze dag is Noach, met Sem, Cham en Jafet, Noachs zonen,- en de vrouw van Noach en de drie vrouwen van zijn zonen met hen, aangekomen in de ark.
14
Zij en alle wildleven naar zijn verscheidenheid, alle vee in zijn soorten en al wat er rondkruipt over het aardland naar zijn verscheidenheid; al het gevogelte naar zijn verscheidenheid, elke tsjilper, elke vleugel,
15
zij komen tot Noach, tot de ark; twee aan twee, uit alle vlees waarin levensgeest is.
16
En die komen, mannelijk en vrouwelijk zijn zij uit alle vlees gekomen, zoals God hem heeft geboden; dan sluit de Ene achter hem af.