Instellingen

18


De zonen van Noach
   die uit de ark wegtrekken, dat worden:

Sem, Cham en Jafet.
Cham,
   hij is de vader van Kanaän.

19


Een drietal zijn dezen, de zonen van Noach,

en van dezen uit
   is heel het aardland overspreid.

20


Dan maakt Noach als man
   van de –rode– grond een begin:

hij plant een wijngaard.

21


Hij drinkt van de wijn en wordt dronken;

hij ontbloot zich binnen in zijn tent.

22


Dan ziet

Cham, de vader van Kanaän,
de naaktheid van zijn vader aan,
en meldt die aan zijn twee broers buiten.

23


Sem neemt, met Jafet, de mantel,

en legt die op de schouders van hen tweeën;
ze lopen achteruit
en dekken
de naaktheid van hun vader toe;
met hun aanschijn naar achteren gericht
hebben ze de naaktheid van hun vader
   niet gezien.

24


Noach wordt wakker uit zijn wijnroes

en komt te weten
wat zijn jongste zoon aan hem heeft gedaan.

25


En hij zegt: vervloekt is Kanaän!-

dienaar van dienaren worde hij
   voor zijn broeders!

26


En hij zegt:

gezegend de Ene, de God van Sem;
worde Kanaän dienstknecht voor hem!-

27


uitbreiding geve God aan Jafet,- uitbreiding,

wonen moge hij in de tenten van Sem,-
en worde Kanaän dienstknecht voor hem!

28


Noach leeft na de vloed

driehonderd jaar en
vijftig jaar.

29


Zo wordt het geheel van Noachs dagen

negenhonderd jaar en
vijftig jaar;
dan sterft hij.