Instellingen

1


Want zie, de Heer,

de Ene, de Omschaarde,
doet weg van Jeruzalem en Juda
steun en stut,-
alle steun van brood
en alle steun van water.

2


Krijgsheld en man van het gevecht,-

richter en profeet,
   waarzegger en oudste,

3


overste over vijftig
   en verhevene van aanschijn,-

raadsheer, wijze onder de werkmeesters
   en schrander in bezwering:

4


jongelingen zal ik hun geven als oversten,-

spelende kinderen zullen over hen heersen.

5


De gemeenschap zal opgedreven worden,

man tegen man
   en man tegen makker;

ze zullen losstormen,
de jongeling tegen de oudste,
de nietsnut tegen de geëerde.

6


Ja een man zal zijn broeders aangrijpen,
   het huis van zijn vaderen:

‘jij hebt een mantel,
aanvoerder moet je over ons worden,-
deze ruïne zij onder jouw hand!’

7


Aanheffen zal hij op die dag en zeggen:
   ‘ik kan de wondenverbinder niet zijn,

in mijn huis
is geen brood en geen mantel,-
ge moet mij niet maken
   tot aanvoerder van de manschap!’

8


Ja, Jeruzalem is gestruikeld,

Juda gevallen,-
omdat hun tong en hun handelingen
   tegen de Ene zijn

en zij de ogen van zijn eer trotseren.

9


Hun aanschijn wordt herkend
   en getuigt tegen hen;

hun zonde, als die van Sodom,
   melden ze vrijuit,-
   verbergen ze niet;

wee voor hun ziel,
want ze hebben zichzelf kwaad berokkend!

10


Zegt van de rechtvaardige
   dat het hem goed gaat,-

dat zij de vrucht
   van hun handelingen zullen eten.

11


Wee de boosdoener, kwaad wacht hem,-

want wat zijn handen berokkenden
   wordt aan hemzelf gedaan.

12


Mijn gemeente
   wordt gedreven door kinderen,

vrouwen heersen over hem;
gemeente van mij,
die je moeten leiden laten je dwalen
en de weg van jouw paden
   hebben ze verward!

••

13


Geposteerd voor het geding staat de Ene,-

hij staat klaar
   om gemeenschappen te oordelen.

14


De Ene zelf komt in het gericht

met de oudsten van zijn gemeente,
   zijn oversten:

gijlieden hebt de wijngaard kaalgeplukt,
wat geroofd is van de gebogene
   ligt in úw huizen;

15


wat is er met u
   dat ge mijn gemeente stukstoot

en het aanschijn van gebogenen vermaalt?-
tijding van mijn Heer, de Ene,
   de Omschaarde.

••

16


De Ene zegt:
   omdat ze hoogmoedig zijn,
   de dochters van Sion,

voortgaan met gestrekte keel
en lonkende ogen,-
met trippelende gang hun weg gaan
en met hun voeten rinkelen,

17


zal mijn Heer schurftig maken

de schedel van Sions dochters,-
zal de Ene haar slapen ontbloten.

18


Te dien dage zal mijn Heer wegdoen

de luister van die voetringen,
   voorhoofdsbanden en halvemaantjes,

19


oorhangers, armbanden en sluiers,

20


tulbanden, voetkettingen en linten,

zielehuisjes en amuletten,

21


vingerringen en ringen door de neus,

22


feestgewaden en stola’s,

omslagdoeken en tasjes,

23


handspiegels en hemdjes,

mutsen en sjaals.

24


Wezen zal het:
   in plaats van balsem
   zal er verrotting wezen,

in plaats van een gordel een touw,
   in plaats van haarvlechten een kaal hoofd,

in plaats van een robe
   omgording met een rouwzak;

een brandmerk in plaats van schoonheid!

25


Je lieden zullen vallen door het zwaard,-

wat je aan helden hebt in de oorlog.

26


Klagen en rouwen zullen haar poorten,-

uitgeschud zal zij neerzitten ter aarde.