Zo heeft gezegd de Godheid, de Ene, die de hemelen schiep en ze uitspande, de aarde uithamerde en al wat uit haar ontspruit,- adem geeft aan de gemeenschap daarop en geest aan wie over haar voortgaan:
ik, de Ene, heb je met recht-en-reden geroepen en je bij de hand gevat; ik zal je behoeden, je bestemmen tot een verbond met de gemeenschap, een licht voor de volkeren.
7
Om ogen van blinden te openen,- om wie geboeid is uit de kerker te leiden, uit het gevanghuis wie neerzitten in het donker.
8
Ik ben de Ene, dát is mijn naam; mijn glorie geef ik niet aan een ander, mijn lof niet aan de gesneden beelden.
9
De eerste dingen, zie zij zijn gekomen,- nieuwe dingen heb ik te melden, eer ze ontkiemen doe ik ze u horen! •