Instellingen

1


Maar nu,

zo heeft gezegd de Ene,
   die jou schiep, o Jakob,

die jou vorm gaf, Israël:
vrees niet, want ik heb je verlost,
ik heb je bij je naam geroepen,
   jij bent van mij!

2


Wanneer je oversteekt door het water
   ben ik bij je,

of door rivieren,
   die zullen je niet overspoelen;

wanneer je moet gaan door een vuur
   zul je niet worden verschroeid,

geen vlam zal je verbranden.

3


Want

ik ben de Ene, je God,
Israëls Heilige, je redder;
als zoenoffer voor jou gaf ik Egypte prijs,
Koesj en Seva in jouw plaats.

4


Sinds je kostbaar bent geworden in mijn ogen
   en geëerd, en ík je heb liefgekregen,-

geef ik mensen prijs in plaats van jou,
natiën in plaats van jouw ziel!

5


Vrees niet, want met jou ben ik,-

uit Zonsopgang laat ik je zaad aankomen,
uit Avondland laat ik je samenstromen.

6


Ik zal tot het noorden zeggen: geef op!,

en tot het zuiden: verhinder ze niet!,
laat mijn zonen van verre komen,
mijn dochters van het einde der aarde,

7


ieder die genoemd is naar mijn naam

en die ik heb geschapen voor mijn glorie,-
heb gevormd, ja gemaakt heb!

8


Laat uittrekken
   een gemeenschap die blind was
   al hadden ze ogen,-

en van doven, al hadden ze oren!

9


Al zijn alle volkeren

samen vergaderd
en zullen de natiën zich verzamelen,
wie onder hen zal deze dingen melden,
de eerste dingen doen horen?-
kunnen zij hun getuigen opgeven
   om hen te rechtvaardigen

en horen die genoeg om te zeggen
   ‘dit is wáár’?

10


Gij zijt mijn getuigen!,
   luidt de tijding van de Ene,

dienaars van mij, die ik heb verkoren,-
om mij te kennen, op mij te vertrouwen
   en te verstaan dat ik het ben:

voor mijn verschijning uit
   is er geen god geformeerd

en na mij zal er geen zijn.
••

11


Ik, ík ben de Ene,-

en buiten mij is er geen die redt.

12


Ik

heb gemeld,
   redding gebracht en doen horen,

ik ben geen vreemdeling bij u;
gij zijt mijn getuigen,
   luidt de tijding van de Ene,
   en ik uw Godheid.

13


Ook vandaag ben ik dat,

en niemand die uit mijn hand kan redden;
wat ik bewerk, wie zal het keren?
••

14


Zo heeft gezegd de Ene, uw verlosser,
   de Heilige van Israël:

omwille van u
zal ik iemand uitzenden in Babel
en hen allen in hun vlucht neerhalen,
de Kasdiem op de schepen van hun gejubel.

15


Ik ben de Ene, uw Heilige,-

Israëls schepper, uw koning!
••

16


Zo heeft gezegd de Ene

die een weg door de zee gaf,-
door machtige wateren een pad,

17


die wagen en paard deed uittrekken,
   krijgsvermogen en legermacht:

tezamen lagen ze daar, stonden niet meer op,
uitgeblust waren ze,
   als een vlaspit gedoofd.

18


Gedenkt niet wat eerder was,-

tracht niet alles van vroeger te verstaan:

19


zie, ik ga iets nieuws doen, het ontluikt nú,

hebt ge het nog niet onderkend?-
ja, ik leg in de woestijn een weg,
in de woestenij rivieren;

20


het wildleven des velds zal mij eren,

draken en steppendochters!-
want ik zal in de woestijn
   waterstromen geven,

rivieren in de woestenij,
om mijn gemeente,
   mijn uitverkorene, te drenken,-

21


deze gemeente die ik mij heb gevormd,

mijn lof zullen ze vertellen!
••

22


Niet omdat je mij hebt aangeroepen, Jakob,-

of je om mij moe gemaakt hebt, Israël;

23


niet dat je mij een lam bracht
   als opgangsgave van jou;

met je slachtoffers
   heb je mij niet verheerlijkt;

nooit heb ik je
   aan mij dienstbaar gemaakt
   om een broodgift,

nooit heb ik je vermoeid om wierook;

24


nooit heb je voor mij tegen zilvergeld
   een rietstengel moeten kopen,

en met het vet van je slachtoffers
   heb je mij nooit hoeven laven,-

maar je hebt door je zonden
   mij tot je dienstknecht gemaakt,

mij vermoeid met je ongerechtigheden!
••

25


Maar ik, ik ben het die je overschrijding
   wegwist, omwille van mijzelf,-

je zonden zal ik niet gedenken;

26


als je ze mij indachtig wilt maken:

laten we samen in het gericht gaan!-
vertel jij maar, om jezelf te rechtvaardigen!

27


Je eerste vader heeft al gezondigd,-

je koningen hebben tegen mij overtreden.

28


Dus moest ik
   de oversten van het heiligdom ontwijden,-

Jakob prijsgeven aan de ban,
Israël aan lasteringen.
••