Instellingen

1


Zo heeft gezegd de Ene tot zijn gezalfde,

tot Koresj,
die ik bij de rechterhand heb gevat
om voor zijn aanschijn uit
   volkeren neer te stoten

zodat ik ontgord lendenen van koningen,-
om voor zijn aanschijn uit deuren te openen
en poorten die niet meer worden gesloten:

2


ík ga voor jouw aanschijn uit

en maak obstakels effen;
bronzen deuren zal ik verbreken,
ijzeren grendels houw ik af!-

3


geven zal ik jou de schatten van het duister,

voorraden die verborgen waren,-
opdat je zult erkennen
dat ik, de Ene, het ben
die je roept bij je naam, de God van Israël!-

4


omwille van mijn dienaar, Jakob,

Israël, mijn verkorene,-
riep ik je bij je naam,
noemde ik je apart, al kende jij mij niet!-

5


ik ben de Ene en anders geen,

buiten mij is niemand God;
ik gordde jou, al kende jij mij niet!-

6


opdat ze zullen erkennen

van het gloren der zon
   tot waar het avond wordt

dat er niets buiten mij om is:
ik ben de Ene en anders geen,

7


de formeerder van licht
   en de schepper van duister,

de maker van vrede
   en de schepper van kwaad,-

ik, de Ene, ben de maker van dit alles!
••

8


Dauwt, hemelen van omhoog,

dat wolkenmassa’s
   gerechtigheid laten stromen,-

de aarde zich opene
   en hun vrucht van heil zal zijn,

en gerechtigheid ontspruite tezamen,-
ik, de Ene, heb hen geschapen!
••

9


Wee

wie twist met wie hem formeerde,
een scherf onder de scherven
   uit de –rode– grond!-

zegt leem tegen wie het vormt:
   wat maak je nou?,

je werk: ‘hij heeft geen handen’?
••

10


Wee wie zegt tot zijn vader:
   wat verwek je toch?,

tot diens vrouw: waarom krijg je weeën?
••

11


Zo heeft gezegd de Ene, Israëls Heilige
   die hem geformeerd heeft:

gij wilt mij vragen stellen over mijn zonen,
   over het werk van mijn handen
   mij geboden geven?,

12


terwijl ik de aarde gemaakt heb

en de –rode– mens daarop schiep,-
ik
wiens handen hemelen hebben gespannen,
die heel hun strijdschaar heb geboden,

13


ik heb hem in gerechtigheid opgewekt

en al zijn wegen recht gemaakt,-
hij zal mijn stad herbouwen
   en mijn ballingen vrij heenzenden,

niet voor geld en niet door een geschenk,-
heeft gezegd de Ene, de Omschaarde.

14


Zo heeft gezegd de Ene:

de Egyptenaren met hun winst,
die van Koesj met hun koopwaar
   en de Sevaïeten, mannen van formaat,

zullen naar jou oversteken
   en van jou willen zijn,

jou achterna gaan,
in ketenen oversteken,-
aan jou zich onderwerpen, tot jou bidden:
enkel bij jou is de Godheid,
   en verder is er geen,
   niemand anders is God!-

15


voorwaar,

gij zijt een Godheid die zich verbergt,-
Israëls God, redder!-

16


beschaamd en te schande gemaakt
   worden zij allen,-

tezamen zullen in schande voortgaan
wie die gestalten vervaardigen.
••

17


Israël zal worden gered door de Ene

in eeuwigheden van redding;
ge zult niet worden beschaamd
   of te schande gemaakt
   tot in eeuwigheden, zolang!

18


Want zo heeft gezegd de Ene,
   schepper der hemelen,
   hij is God,

de formeerder van de aarde en haar maker,
   hij is het die haar bevestigt,

niet voor een woest-en-ledig
   heeft hij haar geschapen,
   om er te zetelen heeft hij haar gevormd:

ik ben de Ene en anders geen;

19


niet in het verborgene heb ik gesproken,

of in een oord in land vol duister,
nooit heb ik tot Jakobs zaad gezegd:
   zoekt mij in woest-en-ledig!-

ik, de Ene, spreek gerechtigheid uit,
ik meld rechtmatigheden!-

20


vergadert u en komt, treedt nader, tezamen,
   die aan de volkeren zijt ontkomen!-

niets weten zij
die hun houten godsbeeld ronddragen
en bidden
tot een godheid die niet redt;

21


meldt en brengt te berde,

ja laten zij beraadslagen tezamen:
wie heeft dit van oudsher doen horen,
   dit sindsdien gemeld?-

ben ik dat niet, de Ene?-
   er is geen andere God buiten mij om,

een Godheid die rechtvaardig is
   en redt,

geen is er buiten mij om;

22


wendt u tot mij en laat u redden,
   alle einden der aarde,-

want ík ben God en anders geen;

23


ik heb bij mijzelf gezworen,

uit mijn mond
   is in rechtvaardigheid uitgegaan
   een woord dat niet zal terugkeren:

dat voor mij zich zal buigen alle knie,
zal zweren alle tong,-

24


alleen bij de Ene, zal men over mij zeggen,
   is gerechtigheid en sterkte;

tot hem zullen komen, beschaamd,
allen die laaiend waren tegen hem;

25


door de Ene gerechtvaardigd zullen roemen
   allen die zaad van Israël zijn!