Instellingen

1


Jubel,

onvruchtbare die nooit heeft gebaard,-
barst uit in gejubel en schater,
   gij die geen weeën gehad hebt;

want talrijker worden de zonen der verlatene
   dan de zonen van de gehuwde!-
   heeft gezegd de Ene.

2


Verruim dan de plaats voor je tent,

de tentkleden van je woningen, spreid ze uit,
   wees niet zuinig;

maak je scheerlijnen langer
en je tentpinnen sterker!

3


Want naar rechts en links zult ge uitbreken,-

je zaad zal volkeren beërven,
verlaten steden bezetten.

4


Vrees niet,
   want je zult niet worden beschaamd,

ducht geen schande
   want je zult niet ontgoocheld worden;

want de beschaming van je jeugd
   zul je vergeten,

de smaad van je weduwstaat
   zul je niet langer gedenken.

5


Want die jou huwt is je maker,


Ene, Omschaarde, is zijn naam;

die jou verlost is Israëls Heilige,
‘God van heel de aarde’
   wordt tot hem geroepen.

6


Want als een vrouw die verlaten is,
   verslagen van geest,
   was je toen de Ene je riep,-

(als) een vrouw van je jeugdjaren,
   hoewel je werd verworpen,
   heeft gezegd je God.

7


In een klein ogenblik
   heb ik je verlaten,-

in grote ontfermingen zal ik je vergaderen;

8


in een uitstorting van toorn

heb ik mijn aanschijn een ogenblik lang
   voor je verborgen,

in eeuwige vriendschap
   zal ik mij over je ontfermen!-

zegt je verlosser, de Ene.
••

9


Als de dagen van Noach is dit voor mij,

toen ik zwoer
dat de wateren van Noach
   niet nóg eens zouden stromen
   over de aarde:

zo heb ik gezworen
niet meer toornig tegen je te zijn
   of je te bedreigen.

10


Want bergen mogen wijken

en heuvels wankelen,-
mijn vriendschap
zal niet van je wijken en
het verbond van mijn vrede wankelt niet!-
heeft gezegd je ontfermer, de Ene.
••

11


Ongelukkige, door stormwind voortgedreven
   ontroostbare vrouw,-

zie, ík vlij je stenen neer in de mortel
en zal je grondvesten op saffieren;

12


je zonneramen maak ik van bloedrobijn

en je poorten tot karbonkelstenen;
heel je gebiedsgrens tot zeer begeerde stenen;

13


en al je zonen tot leerlingen van de Ene,-

overvloedig wordt de vrede van je zonen;

14


in gerechtigheid word je gefundeerd;

houd je verre van verdrukking,
   want je hoeft niet te vrezen,

en van ruïnering,
want die nadert jou niet;

15


zie, valt een aanvaller je aan,
   tot niets wordt hij

door mij;
wie jou aanvalt zal over je vallen!-

16


zie, ik heb de smid geschapen

die een kolenvuur aanblaast
en wapentuig tevoorschijn brengt
   als zijn werk,-

ík heb een verderver geschapen
   om te beschadigen;

17


welk wapentuig ook

geformeerd tegen jou, het zal niet slagen,
welke tong ook voor het gerecht
   naast je opstaat,
   je zult hem tot de boosdoener maken!-

dit is het erfgoed
   van de dienaars van de Ene,

hun rechtvaardiging is van mij uit!-
   is de tijding van de Ene.

••