Maar hoe kán ik je prijsgeven, Efraïm, kan ik jou uitleveren, Israël; hoe kan ik je prijsgeven als Adama, je neerzetten als Tsevojiem?- mijn hart zal zich in mij omdraaien, eensgezind zullen mijn barmhartigheden zich roeren.
Ik zal niet doen naar de gloed van mijn toorn, ik zal niet terugkeren en Efraïm verderven; want een Godheid ben ik en geen mens, in je midden een Heilige; ik zal in de stad niet komen!