deze nieuwemaan is voor u hoofd van de nieuwemanen, hoofd-en-begin is hij voor u van de nieuwemanen van het jaar;
3
richt het woord tot heel Israëls samenkomst en zeg: op de tiende na deze nieuwemaan zullen ze zich nemen ieder een lam voor een vaderhuis, een lam per huis;
4
en als het te weinig is, het huishouden, dat er een lam zou kunnen zijn, neemt híj er een samen met wie het naast bij zijn huis woont, naar het aantal zielen; naar wat ieders mond eet zult ge optellen voor het lam;
5
volgaaf, mannelijk, ‘zoon van een jaar’ zal een lam voor u wezen; uit de schapen of uit de geiten zult ge het nemen;
6
het zal bij u in bewaring zijn tot de veertiende dag na deze nieuwemaan; dan zullen ze het slachten, heel de vergadering van Israëls samenkomst, ‘tussen de avonden’* Tussen het begin van de schemering en het totale donker.;
7
nemen zullen ze van het bloed en dat prijsgeven op de twee deurposten en op de bovendorpel,- op de huizen waarin ze het eten;
8
eten zullen ze het vlees in deze nacht: geroosterd op vuur, met matses,- ongegiste broden; met bitterheden zullen ze het eten;
9
eet er niet van als het nog rauw is of gekookt is, gekookt in water; nee, alleen geroosterd op vuur; met kop, poten en binnenste;
10
ge zult daarvan niet overlaten tot ’s ochtends; wat ervan overblijft tot ’s ochtends zult ge in het vuur verbranden;
11
en zó zult ge het eten: uw lendenen omgord, uw schoenen aan uw voeten en uw stok in uw hand; overhaast zult ge het eten: een Pesach,- passéren, is dit voor de Ene;
12
oversteken zal ik in het land van Egypte, in deze nacht, en alle eersteling op het land van Egypte slaan, van mens tot dier; en aan alle goden van Egypte voltrek ik gerichten, ik, de Ene!-
13
wezen zal het bloed voor u tot een teken op de huizen waarin ge woont; zie ik het bloed dan ‘passeer’ ik u; er zal bij u geen plaag ten verderve wezen als ik mijn slag toebreng in het land van Egypte!-