Het geschiedt op de helft van de nacht: de Ene heeft geslagen alle eersteling op het land van Egypte, van de eersteling van Farao die zetelde op zijn troon tot de eersteling van de gekerkerde in het huis met de put; en alle eersteling van het vee.
Dan staat Farao op, ’s nachts,- hij en al zijn dienaren, ja heel Egypte, en er geschiedt een groot geschreeuw in Egypte,- want geen huis waar geen dode is!
31
Hij roept om Mozes en Aäron, ’s nachts, en zegt: staat op, trekt uit, weg van mijn gemeenschap, én gijzelf én de zonen Israëls; gaat heen en dient de Ene, naar uw woord;
32
én uw wolvee én uw rundvee, neemt het mee, zoals ge verwoord hebt, en gaat heen, dan hebt ge ook mij gezegend!
33
En sterk maakt Egypte zich tegen de gemeente om ze haastig heen te zenden uit het land; want, hebben ze gezegd, wij zijn allen kinderen-des-doods* Letterlijk: wij zijn allen doden.!