29 | Het geschiedt op de helft van de nacht: de Ene heeft geslagen alle eersteling op het land van Egypte, van de eersteling van Farao die zetelde op zijn troon tot de eersteling van de gekerkerde in het huis met de put; en alle eersteling van het vee.
| |
30 | Dan staat Farao op, ’s nachts,- hij en al zijn dienaren, ja heel Egypte, en er geschiedt een groot geschreeuw in Egypte,- want geen huis waar geen dode is!
| |
31 | Hij roept om Mozes en Aäron, ’s nachts, en zegt: staat op, trekt uit, weg van mijn gemeenschap, én gijzelf én de zonen Israëls; gaat heen en dient de Ene, naar uw woord;
| |
32 | én uw wolvee én uw rundvee, neemt het mee, zoals ge verwoord hebt, en gaat heen, dan hebt ge ook mij gezegend!
| |
33 | En sterk maakt Egypte zich tegen de gemeente om ze haastig heen te zenden uit het land; want, hebben ze gezegd, wij zijn allen kinderen-des-doods* Letterlijk: wij zijn allen doden.!
| |
34 | Dan tilt de gemeente zijn deeg op, voordat het gist, hun baktroggen gewikkeld in hun mantels op hun schouder.
| |
35 | De zonen Israëls hebben gedaan naar het woord van Mozes: ze vragen van Egypte voorwerpen van zilver, voorwerpen van goud en mantels;
| |
36 | de Ene heeft de gemeente genade gegeven in de ogen van Egypte: zij láten het zich vragen; zo plunderen ze Egypte. •
| |
37 | Dan breken de zonen Israëls op, van Ramesees naar Soekot; zo’n zeshonderdduizend weerbaren te voet, alleen al, zonder kroost.
| |
38 | En ook is met hen een talrijk allerlei opgeklommen, en wolvee en rundvee, een zeer zwaarwichtige kudde.
| |
39 | Ze bakken van het deeg dat ze hebben uitgeleid uit Egypte matses-koeken, omdat het niet is gegist, want weggejaagd zijn ze uit Egypte; ze hebben niet de kans gehad om te treuzelen en ook hadden ze zich geen proviand klaargemaakt.
| |
40 | Het zitten van de zonen Israëls, (de tijd) dat ze in Egypte hebben gezeten, is dertig jaar en vierhonderd jaar.
| |
41 | En het geschiedt na verloop van dertig jaar en vierhonderd jaar, het geschiedt op deze huidige dag: uitgetrokken zijn alle strijdscharen van de Ene uit het land van Egypte.
| |
42 | Een nacht van wachten-en-waken is dit voor de Ene om hen uit te leiden uit het land van Egypte; dát is déze nacht voor de Ene: wachten-en-waken voor alle zonen Israëls, voor hun generaties! •
| |
43 | Dan zegt de Ene tot Mozes en Aäron: dit is de inzetting van het pesach; alle zoon van een vreemdeling zal er níet van eten;
| |