Heel de gemeente, als ze zien de donderstemmen, de bliksemschichten, de stem van de ramshoorn en de rokende berg; als de gemeente dat ziet, wankelen ze en gaan ver weg staan.
Ze zeggen tot Mozes: spreek jij met ons en we zullen horen; laat niet God met ons spreken, anders zullen we sterven!
20
Mozes zegt tot de gemeente: vreest niet, want met het doel u te beproeven is God gekomen; en met het doel dat er vreze voor hem zal wezen op uw aanschijn, zodat ge niet zondigt!
21
De gemeente blijft van verre staan; Mozes is de mistdonkerte in getreden waarin God is. •
22
Dan zegt de Ene tot Mozes: zó zul je zeggen tot de zonen Israëls: zelf hebt ge gezien dat ik vanuit de hemelen met u heb gesproken;
23
níets zult ge maken naast mij; goden van zilver en goden van goud zult ge u níet maken;
24
een offerplaats van –rode– grond zul je voor mij maken, en offeren zul je daarop je opgangsgaven en je vredesgaven, je wolvee en je rundvee; in elk oord waar ik mijn naam doe gedenken zal ik dan tot je komen en je zegenen;