Ga niet achter een meerderheid aan om kwaad te doen; antwoord om een menigte niet zo dat je afbuigt achter een meerderheid aan en ombuigt!
3
Een zwakke zul je niet klemzetten in zijn twistzaak. ••
4
Stel, je stuit op de os van je vijand, of zijn ezel,- verdwaald: keer om, laat die naar hem terugkeren! ••
5
Stel, je ziet de ezel van iemand die jou haat neerliggen onder zijn last,- weerhoud je ervan het aan hem over te laten: afladen en overladen zul je, samen met hem! ••
6
Buig het recht van de arme bij jou niet in zijn twistzaak.
7
Van een woord van leugen houd je je verre; een onschuldige of iemand die in zijn recht staat zul je niet ombrengen, want ik zal een boosdoener niet rechtvaardigen;
8
een geschenk zul je niet aannemen; want het geschenk verblindt geopende ogen en verdraait woorden van rechtvaardigen.
9
Een zwerver-te-gast zul je niet verdrukken; zelf kent ge de ziel van de zwerver-te-gast, want zwervers-te-gast zijt ge geweest op het land van Egypte!
10
Zes jaren zul je je land bezaaien, en wat het opbrengt inzamelen;
11
het zevende laat je het liggen en laat je het begaan: eten zullen de armen van mijn gemeente, en wat zij overlaten zal worden gegeten door het wild op het veld; zo zul je ook doen met je wijngaard en je olijf.
12
Een zestal dagen doe je wat je moet doen, op de zevende dag houd je sabbat, opdat kan rusten: je os en je ezel en bezieling vindt: de zoon van je dienstmaagd, en de zwerver-te-gast.