Maken zul je zijn horens op zijn vier hoeken,- één geheel ermee zullen zijn horens worden; overtrekken zul je het met koper.
3
Maken zul je de potten voor zijn as, zijn scheppen en zijn sprenkelbekkens, zijn vleespennen en zijn vuurbakken; voor al zijn voorwerpen zul je (werk) maken van koper.
4
Een rooster zul je ervoor maken, gemaakt als een net van koper: maken zul je op het net vier ringen van koper, op z’n vier uiteinden.
5
Plaatsgeven zul je dat onder de omgang van het altaar, aan de onderkant, zodat het net er zal zijn tot halverwege het altaar.
6
Maken zul je voor het altaar ook draagstangen, stangen van acaciastammen; bekleden zul je ze met koper.
7
Men laat zijn stangen komen in de ringen; zodat de stangen zullen zijn op de twee zijden van het altaar als men het draagt.
8
Hol, van platen, moet je het maken; zoals hij het je heeft laten zien op de berg, zo zullen ze het maken! ••
9
Maken zul je ook de voorhof van de Woning; aan de kant van de zuiderdroogte zeilen voor de voorhof van getwijnd doek: honderd met de el in lengte voor die ene kant,