Mozes is herder geworden over het wolvee van Jitro, zijn schoonvader, priester van Midjan; hij drijft het wolvee tot achter de woestijn en komt aan bij de berg van God, op Horeb aan.
Dan laat zich aan hem zien: de engel van de Ene in een vuurvlam uit het midden van de Sinaïdoorn; hij ziet het aan: ziedaar, de Sinaïdoorn gloeit in het vuur en de Sinaïdoorn wordt niet verteerd!
3
Dan zegt Mozes: ik móet van mijn weg afwijken,- ik ga het zien, dit grootse gezicht: wáárom verbrandt hij niet, de Sinaïdoorn?
4
Dan ziet de Ene dat hij van zijn weg is afgeweken om het te zien; God roept tot hem uit het midden van de Sinaïdoorn en zegt: Mozes!, Mozes!, en die zegt: hier ben ik!
5
Hij zegt: nader niet hierheen; trek je schoenen van je voeten want de plaats waarop jij nu staat,- heilige –rode– grond is dat!
6
En hij zegt: ik ben de God van je vader, God van Abraham, God van Isaak en God van Jakob! Mozes verbergt zijn aanschijn, want hij is bevreesd om te kijken naar God!