Een el zijn lengte, een el zijn breedte, vierkant zal het worden, en een dubbel-el zijn opstand; uit één stuk ermee zijn horens.
3
Overtrekken zul je het met zuiver goud: z’n dak, z’n wanden rondom en zijn horens; een omlijsting van goud zul je eraan maken, rondom.
4
Twee ringen van goud zul je eraan maken, onderaan zijn omlijsting, aan zijn twee zijden zul je die maken, op zijn twee flanken; worden zal dat tot hulzen voor stangen om het daarmee te dragen.
5
Maken zul je de stangen van acaciastammen; overtrekken zul je ze met goud.
6
Plaatsgeven zul je het voor het aanschijn van de voorhang die hangt pal voor de ark met de overeenkomst,- voor het aanschijn van het verzoendeksel op de overeenkomst, daar waar ik met jou zal samenkomen.
7
Doen roken zal Aäron daarop wierook van geurige kruiden,- ochtend na ochtend als hij de lampen in orde maakt zal hij daarmee wieroken.
8
En als Aäron in de avonduren de lampen opsteekt zal hij daarmee wieroken, een altijddurend rookoffer voor het aanschijn van de Ene voor uw generaties.
9
Er mogen daarop geen vreemde wierook of opgangsgave of broodgift opstijgen; en een plengoffer zult ge dáárop niet plengen.
10
Verzoening zal Aäron vragen over z’n horens eenmaal in het jaar; met iets van het bloed van de ontzondigingsgave voor de verzoeningen zal hij eenmaal in het jaar daarover verzoening vragen voor uw generaties, een heiligdom van heiliging is het voor de Ene! •