1 | Geschieden zal het in het latere der dagen dat de berg met het huis van de Ene gereed zal staan aan het hoofd van de bergen, hij boven heuvels verheven zal zijn; gemeenschappen zullen naar hem toestromen
| |
2 | en gaan zullen vele volkeren, en zeggen: gaat mee, laten wij opklimmen naar de berg van de Ene, naar het huis van Jakobs God opdat hij ons zal onderrichten in zijn wegen en wij zullen gaan over zijn paden; ja, van Sion moge onderricht uitgaan, spreken van de Ene uit Jeruzalem!
| |
3 | Rechtspreken zal hij tussen vele gemeenschappen en terechtwijzen zal hij krachtige volken tot ver weg; zij zullen hun zwaarden omsmeden tot ploegscharen en hun speren tot snoeimessen, zij zullen niet meer volk tegen volk een zwaard dragen en zij zullen geen oorlog meer leren;
| |
4 | zij zullen zitten ieder onder zijn wijnstok en onder zijn vijgenboom en niemand die hen opschrikt; ja, de mond van de Ene, de Omschaarde, heeft gesproken!
| |
5 | Want alle gemeenschappen mogen voortgaan ieder in de naam van zijn god,- maar wíj zullen voortgaan in de naam van de Ene, onze God, voor eeuwig en dan nog! •
| |
6 | Te dien dage, is de tijding van de Ene, zal ik het manke verzamelen, het uitgestotene vergaderen,- én wie ik kwaad heb gedaan;
| |
7 | ik zal het manke maken tot een Rest, het ver weggeraakte tot een krachtig volk,- en koning zal de Ene over hen zijn, op de berg Sion, van nu aan tot in eeuwigheid! •
| |
8 | Jij, Migdal Eder,- toren van de kudde, en Ofel,- bult van de dochter Sions, tot jou genaakt,- en zal komen de heerschappij van eerder, een koninkrijk voor Jeruzalems dochter!
| |
9 | Maar nu, waarom schal je met zo’n geschal?- is er geen koning bij jou, of is je raadsman verloren gegaan dat een kramp jou heeft aangegrepen als wie baart?
| |
10 | Maar krimp ineen en kerm, dochter Sions, als wie baart,- want nú moet je wegtrekken uit de burcht en zul je wonen op het open veld, en komen zul je tot in Babel, al zul je daar worden gered; daar zal de Ene je verlossen uit de vuist van je vijanden!
| |
11 | Maar nú hebben tegen jou zich verzameld vele volkeren,- die zeggen: die moet worden ontwijd, ons oog gaat Sion aanschouwen…!
| |
12 | Maar zij weten niet van de plannen van de Ene en verstaan niets van zijn beraad; dat hij hen zal vergaren als garven op de dorsvloer.
| |
13 | ‘Sta op en dors maar, dochter Sions, want je hoorn maak ik van ijzer, je hoeven maak ik van koper en vele manschappen zul je verpulveren, hun gewin zul je tot ban-goed maken voor de Ene, hun vermogen voor de Heer van heel de aarde!’
| |
14 | Nu word jij beroofd, roversdochter!- een bolwerk heeft men tegen ons opgezet; ze zullen de richter van Israël met de stok op de kaak slaan! ••
| |