Instellingen

1


Ik hef mijn ogen op en zie,* In veel vertalingen is dit 1,18 en begint hoofdstuk 2 bij 2,5.

ziedaar, vier horens.

2


Ik zeg

tot de engel die met mij spreekt:
   wat betekenen die?

Hij zegt tot mij:
dat zijn de horens
   die Juda hebben verstrooid,

Israël en Jeruzalem!
••

3


Dan laat de Ene mij zien

vier smeden.

4


Ik zeg:

wat komen zij doen?
Hij zegt, hij zegt:
die horens
hebben Juda verstrooid
in zo’n mate dat niemand meer
   zijn hoofd heeft durven opheffen,

en nu komen zij
   om hen te laten sidderen

en de horens der volkeren
neer te stoten
die een horen hebben verheven
   tegen het land van Juda

en het hebben verstrooid!
••

5


Ik hef mijn ogen op en zie

en ziedaar een man,-
met in zijn hand een meetsnoer.

6


Ik zeg: waar gaat u heen?

Hij zegt tot mij:
Ik ga Jeruzalem opmeten
en zien wat haar breedte wordt
   en wat haar lengte!

7


En zie,

de engel die met mij spreekt
   trekt uit,-

en een andere engel
trekt uit hem tegemoet.

8


Hij zegt tot hem:

ren!,
spreek die jongen daarginds aan en zeg:
Jeruzalem zal dorpsgewijs bewoond worden,
vanwege de veelheid van mensen en vee
   in haar;

9


ikzelf zal voor haar wezen,
   is de tijding van de Ene,

een muur van vuur rondom,-
en tot gloria zal ik wezen
   in haar!

10


Hop, hop,

vlucht weg
   uit het land van de noordenwind,
   is de tijding van de Ene,-

want uit de vier
windstreken onder de hemel
   wil ik u verzamelen,
   is de tijding van de Ene;

11


hop, Sion, ontsnap,-

jij die zetelt bij de dochter van Babel!-
••

12


want zó heeft gezegd
   de Ene, de Omschaarde,

wiens glorie
mij heeft gezonden
tot de volkeren die jou beroofden,-
want wie u aanraakt
raakt zijn oogappel aan:

13


want zie, als ik
   met mijn hand over hen wuif,

zullen zij roofgoed worden
   voor wie hen moesten dienen;

weten zult ge dan
dat de Ene, de Omschaarde,
   mij heeft gezonden.

••

14


Jubel en verheug je, dochter Sions,-

want zie, ik zal komen
   en in je midden wonen,
   is de tijding van de Ene;

15


vele volkeren zullen zich te dien dage
   aansluiten bij de Ene

en hem tot gemeente worden;
in je midden zullen zij wonen,
en weten zul je dan
dat de Ene, de Omschaarde,
   mij tot jou heeft gezonden;

16


de Ene zal Juda als zijn deel
   in bezit nemen

op de –rode– grond van het heiligdom,-
en nogmaals Jeruzalem verkiezen;

17


zwijg, alle vlees,
   voor het aanschijn van de Ene,-

want hij ontwaakt
   uit zijn heilige woonstee!

••