1 | Dan geschiedt het woord van de Ene, de Omschaarde, en zegt:
| |
2 | zó heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: met grote naijver ben ik voor Sion gaan ijveren,- met grote gramschap ben ik voor haar gaan ijveren!
| |
3 | Zo heeft gezegd de Ene: terugkeren zal ik naar Sion, ik wil in Jeruzalem wonen; Jeruzalem zal genoemd worden de stad van de trouw, en de berg van de Ene, de Omschaarde, de berg van het heiligdom! ••
| |
4 | Zo heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: nogmaals zullen er oude mannen en oude vrouwen zitten op Jeruzalems pleinen,- ieder met zijn stut in zijn hand vanwege de vele dagen;
| |
5 | en de pleinen van de stad zullen vol zijn van nieuwgeboren jongens en nieuwgeboren meisjes die op haar pleinen spelen! ••
| |
6 | Zó heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: al zal het in die dagen te wonderlijk zijn in de ogen van de rest van deze gemeente, zal het ook in mijn ogen te wonderlijk zijn?, is de tijding van de Ene, de Omschaarde. •
| |
7 | Zó heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: zie, ik red mijn gemeente uit het land van de dageraad,- en uit het land waar de zon aankomt;
| |
8 | doen komen zal ik hen er en wonen zullen zij in Jeruzalem; zij zullen mij tot gemeente zijn en ik zal er voor hen zijn als God, in trouw en in gerechtigheid! ••
| |
9 | Zó heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: laten uw handen sterk zijn, gij die in deze dagen deze woorden hoort,- uit de mond van de profeten op de dag dat werd gegrondvest het huis van de Ene, de Omschaarde, de tempel, om te worden herbouwd;
| |
10 | want vóór de verschijning van die dagen is er voor geen mens iets te verdienen geweest en was er voor een dier niets te verdienen; voor wie wegging of aankwam was er vanwege de benauwer geen vrede, en ik liet heel de mensheid los, ieder tegen zijn naaste;
| |
11 | maar nu ben ik voor de rest van deze gemeente niet als in de vroegere dagen,- is de tijding van de Ene, de Omschaarde;
| |
12 | want het zaad van de vrede is er; de wijnstok zal haar vrucht geven, de aarde zal geven haar gewas en de hemelen zullen geven hun dauw; toedelen zal ik aan de rest van deze gemeente al deze dingen;
| |
13 | geschieden zal het: zoals ge een vloek geworden zijt onder de volkeren, huis Juda en huis Israël, zó zal ik u redden en zult ge een zegen worden; vreest niet en laten uw handen sterk zijn! ••
| |
14 | Want zó heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: zoals ik van plan was u kwaad te doen, toen uw vaderen mij vertoornden, heeft gezegd de Ene, de Omschaarde,- en het berouwde mij niet,
| |
15 | zó ben ik omgekeerd van plan in deze dagen om Jeruzalem en het huis van Juda goed te doen; vreest niet!,
| |
16 | dit zijn de woorden die ge moet doen: spreekt ieder met zijn naaste waarheid; in waarachtigheid, recht en vrede zult ge in uw poorten richten;
| |
17 | ieder wat kwaad is voor zijn naaste: beraamt dat niet in uw hart en wat bedrieglijk wordt gezworen, hebt dat niet lief,- want al deze dingen zijn het die ik haat, is de tijding van de Ene. ••
| |
18 | Dan geschiedt het woord van de Ene, de Omschaarde, tot mij en zegt:
| |
19 | zo heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: het vasten van de vierde, het vasten van de vijfde, en het vasten van de zevende en het vasten van de tiende zal voor het huis Juda worden tot vrolijkheid, vreugde en goede samenkomstdagen; de waarheid en de vrede, hebt die lief! •
| |
20 | Zo heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: nogmaals geldt dat gemeenschappen zullen komen, de ingezetenen van vele steden;
| |
21 | gaan zullen de ingezetenen van de ene naar de andere en zeggen: laten we gaan om gaandeweg het aanschijn van de Ene te verzachten en om de Ene, de Omschaarde, te zoeken,- gaan zal ook ik!-
| |
22 | en komen zullen vele gemeenschappen en stevige volkeren om in Jeruzalem de Ene, de Omschaarde, te zoeken,- en om het aanschijn van de Ene te verzachten. ••
| |
23 | Zó heeft gezegd de Ene, de Omschaarde: in die dagen zal gelden dat tien mannen uit alle talen der volkeren vastgrijpen: vastgrijpen zullen ze de slip van het kleed van een Judese man, en zeggen: wij gaan met jullie mee, want wij hebben gehoord: God is met jullie! ••
| |