1 | Psalm 116 (114 & 115) Dilexi, quoniam (& Credidi). Ik heb lief, want hij, de Ene, heeft willen horen ✡ mijn stem, mijn smeken om genade.
| |
2 | Ja, hij heeft zijn oor tot mij geneigd!- ✡ zal ik roepen in mijn dagen.
| |
3 | Mij omvatten banden des doods, de benauwingen der hel wisten mij te vinden, ✡ ik ondervond benauwing en verdriet.
| |
4 | De naam van de Ene riep ik aan: ✡ ach Ene, laat mijn ziel ontkomen!
| |
5 | Genadig is de Ene en rechtvaardig, ✡ onze God is vol ontferming.
| |
6 | Weerlozen wil de Ene bewaren, ✡ ik kon niets meer: hij was het die mij redde.
| |
7 | Keer, mijn ziel, terug tot je plaatsen van rust, ✡ want de Ene heeft het voor je volbracht!
| |
8 | Ja, gij hebt mijn ziel gered van de dood, mijn ogen van tranen, ✡ mijn voeten van aanstoot.
| |
9 | Ik mag wandelen voor het aanschijn van de Ene, ✡ in de landouwen van wie leven!
| |
10 | Ik heb geloofd, zelfs toen ik sprak: ✡ ik, ik ben al te zeer vernederd!
| |
11 | Ik, ik heb in mijn verwarring gezegd: ✡ heel het mensdom is bedrog!
| |
12 | Hoe kan ik aan de Ene terugdoen ✡ al wat hij voor mij heeft volbracht?
| |
13 | De beker der reddingen, die hef ik op, ✡ de naam van de Ene roep ik aan!
| |
14 | Mijn geloften aan de Ene betaal ik, ✡ tegenover heel zijn gemeente!
| |
15 | Kostbaar in de ogen van de Ene ✡ is de dood van zijn vrienden.
| |
16 | Ach Ene,- ik ben toch uw dienaar, ik ben uw dienaar, zoon van uw dienstmaagd: ✡ geopend hebt gij mijn boeien!
| |
17 | Aan u zal ik offeren een offer van dank, ✡ de naam van de Ene roep ik aan!
| |
18 | Mijn geloften aan de Ene betaal ik ✡ tegenover heel zijn gemeente,
| |
19 | in de voorhoven van het huis van de Ene, ✡ in jouw midden, Jeroesjalaïm! Alleluia!
| |