1 | Psalm 139 (138) • Domine, probasti. (Voor de koorleider, v. David, een musiceerstuk.)
Ene, gij hebt mij doorgrond, ✡ gij kent mij.
| |
2 | Gij, gij kent mijn zitten, mijn opstaan, ✡ hebt begrepen mijn denken van verre.
| |
3 | Gij zijt de maat van mijn gaan en mijn liggen, ✡ met al mijn wegen zijt gij vertrouwd.
| |
4 | Want er komt geen zin op mijn tong,- ✡ zie Ene, gij kent haar geheel.
| |
5 | Van achter, van voren hebt gij mij omklemd, ✡ hebt ge op mij uw handpalm gelegd.
| |
6 | Te wonderbaar is mij dit weten, ✡ te steil, ik kan er niet bij!
| |
7 | Waar zal ik heen om uw Geest te ontgaan, ✡ waarheen om voor uw aanschijn te vluchten?
| |
8 | Als ik opstijg ten hemel, zijt gij daar, ✡ kies ik als bed de hel, zie, daar zijt gij!
| |
9 | Al zal ik uitslaan de vleugels van het morgenrood, ✡ al ga ik wonen achter de zee,
| |
10 | ook daar zal uw hand mij geleiden, ✡ zal uw rechterhand mij grijpen.
| |
11 | Zeg ik: ‘ach duister, vermaal mij, ✡ nacht mag voor mij worden het licht!’-
| |
12 | dan is ook duister voor u niet te duister en nacht is licht als de dag, ✡ de duisternis is als het licht!
| |
13 | Ja gij, gij hebt verworven mijn nieren, ✡ mij geweven in de schoot van mijn moeder.
| |
14 | Ik dank u, dat ik ontzagwekkend wonderbaarlijk ben geschapen, uw daden zijn wonderen!- ✡ mijn ziel erkent dat ten zeerste!
| |
15 | Mijn gebeente was niet verholen voor u die mij in het verborgene maakte, ✡ ik werd gevlochten in het onderste der aarde.
| |
16 | Mij, vormeloos nog, zagen uw ogen: op uw boekrol zijn ze alle geschreven, dagen die werden gevormd, ✡ toen nog geen van hen er was.
| |
17 | Mij, hoe kostbaar zijn uw gedachten, o God,- ✡ wat zijn hun hoofdstukken kernachtig!
| |
18 | Wil ik ze tellen, het zijn er meer dan het zand; ✡ ontwaak ik, dan nog ben ik samen met u.
| |
19 | Als gij, God, boosheid ombrengt, ✡ mannen van bloed van mij zullen wijken!-
| |
20 | die van u zeggen: ‘een verzinsel!’, ✡ uw naam opheffen ten leugen.
| |
21 | Zal ik, Ene, uw haters niet haten ✡ en walgen van wie tegen u opstaan?
| |
22 | Ik ben hen gaan haten, mijn haat is volstrekt, ✡ zij zijn mij geworden tot vijanden
| |
23 | Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, ✡ toets mij en ken mijn gedachten!
| |
24 | Wil zien of ik op een weg van smart ben, ✡ en leid mij op een weg naar de eeuwigheid!
| |