Naardense Bijbel > zoeken
Ja gij, gij hebt verworven mijn nieren, ✡ mij geweven in de schoot van mijn moeder.
Ik dank u, dat ik ontzagwekkend wonderbaarlijk ben geschapen, uw daden zijn wonderen!- ✡ mijn ziel erkent dat ten zeerste!
Mijn gebeente was niet verholen voor u die mij in het verborgene maakte, ✡ ik werd gevlochten in het onderste der aarde.
Mij, vormeloos nog, zagen uw ogen: op uw boekrol zijn ze alle geschreven, dagen die werden gevormd, ✡ toen nog geen van hen er was.
Mij, hoe kostbaar zijn uw gedachten, o God,- ✡ wat zijn hun hoofdstukken kernachtig!
Wil ik ze tellen, het zijn er meer dan het zand; ✡ ontwaak ik, dan nog ben ik samen met u.
Als gij, God, boosheid ombrengt, ✡ mannen van bloed van mij zullen wijken!-
die van u zeggen: ‘een verzinsel!’, ✡ uw naam opheffen ten leugen.
Zal ik, Ene, uw haters niet haten ✡ en walgen van wie tegen u opstaan?
Ik ben hen gaan haten, mijn haat is volstrekt, ✡ zij zijn mij geworden tot vijanden
Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, ✡ toets mij en ken mijn gedachten!
Wil zien of ik op een weg van smart ben, ✡ en leid mij op een weg naar de eeuwigheid!