ik zei tot de Ene: mijn Heer zijt gij, ✡ mijn goed,- niets gaat er boven u!-
3
tot de heiligen die er in het land nog zijn: ✡ machtigen in wie al mijn behagen is!
4
Overvloedig worden de smarten van hen die zich haasten achter een ander: ik pleng geen druppel in hun plengoffers van bloed, ✡ ik neem hun naam niet op mijn lippen!
5
Ene, het deel van mijn erfgoed en mijn beker, ✡ gij beschermt wat het lot mij toewees!
6
De snoeren zijn mij gevallen in lieflijke plaatsen, ✡ ja, mijn erfdeel heeft mij bekoord!
7
Ik zegen de Ene die mij raad gaf, ✡ ja, nachten lang manen mij mijn nieren.
8
Ik houd mijzelf de Ene voor, voortdurend, ✡ want met hem aan mijn rechterhand wankel ik niet.
9
Daarom is mijn hart verheugd en juicht mijn lever, ✡ ja, mijn vlees kan veilig wonen.
10
Want gij laat mijn ziel niet over aan de hel, ✡ geeft geen verderf te zien aan uw vriend!
11
Ge maakt mij bekend het pad des levens, verzadiging met vreugden bij uw aanschijn, ✡ lieflijkheden in uw rechterhand altijd!